ten): 271 gemeten, in het noord-oosten (de Oostwatering): 126 gemeten, in het
zuid-westen (de Westwatering): 15 gemeten, in het zuid-oosten (de Zuidwate
ring): 65 gemeten. Met andere woorden, in het noordwesten van Wacheren, dus
in het centrale deel van het oude koninklijk domein, moeten ook de meeste lenen
van de Sint-Baafsabdij en eventueel van de koning hebben gelegen (voorname
lijk in de parochies Grijpskerke, Oostkapelle, Serooskerke en Meliskerke). In de
Oostwatering lagen de lenen hoofdzakelijk in de parochie Nieuwkerke (Arne-
muiden) en in de Zuidwatering in de parochie Nieuwwerve (bij Oost-Souburg)88.
In Borsele werden de meeste lenen aangetroffen in Hoedekenskerke en in Oude-
lande89.
Voor Beoosten Schelde ontbreekt een overzicht zoals de lijst van 1533. Hier
moeten wij het doen met enkele toevallige en onvolledige gegevens uit de 14e
eeuw. In 1308 verwezen de ambachtsheren naar 96 gemeten leenland (ruim 17 h
in Burgh en 23h in Brijdorpe) om die op hun schotbetaling in mindering te
brengen en in 1340 naar 298 gemeten (107 in Westland, 72 in Eikerzee, 57 in
Haamstede met inbegrip van Koudekerke, 31 in Burgh, 27 in Welland en 4 in
Zegambacht)90. Hoewel hier onze conclusies voorzichtiger moeten zijn, lijken
ook op Schouwen de meeste leenlanden gelegen te zijn in de streek van Burgh-
Haamstede-Westland en bij Eikerzee, waar vermoedelijk het centrale deel van
het oude koninklijk domein gezocht mag worden. Daar lagen in de 14e eeuw ook
lenen van de heer van Voorne, burggraaf van Zeeland, waarvan wij vroeger ge
suggereerd hebben dat zij eenzelfde oorsprong zouden kunnen hebben gehad als
de grafelijke lenen91. Een suggestie, waarvan wij thans afstand nemen. De
Voornse lenen vormden een heterogeen geheel, deels voortkomend uit land van
de heer van Voorne, deels uit bezittingen die door particulieren aan hem waren
opgedragen, deels uit aandelen in de bede. De talrijke leenmannen woonden ver
spreid over geheel Zeeland"2. Hoewel het land van de heer van Voorne, dat deze
later in leen heeft gegeven, voor een deel wel van grafelijke herkomst zal zijn,
betekent dit allerminst dat de graaf ook leenmannen aan hem heeft overgedaan.
De Voornse lenen hadden een ander erfrecht dan de grafelijke en nadat zij, met
het uitsterven van de familie Van Voorne in 1371 aan de graaf waren vervallen,
zijn zij bijna alle geruisloos verdwenen. De grafelijke lenen daarentegen zijn blij
ven bestaan tot de afschaffing van het leenstelsel in 1798.
Aan Sint Baaf en de Sint-Baafsabdij waren er toen in Zeeland geen herinnerin-
88. De cijfers van de lijst van 1533 en de berekeningen van J. Verheije van Citters op grond van
17e-eeuwse overlopers van Walcheren (RA Utrecht, familie Des Tombe, no. 959) ontlopen elkaar niet
veel. In zijn posthume verhandeling 'Memorie over de vroon- leen- hayman- en vrijlanden in Zee
land', in: Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 6 (1866) 32-75, zijn de leenlanden van
een andere natuur (Hollands of kerkelijk) niet in mindering gebracht.
89. Vóór de inundatie van 1530 waren er ook in West-Borsele veel leenlanden: 287 gemeten in
Westkerke, Hamaker, De rekeningen, dl. 1, 395 (1331), 60 gemeten in Wolfertsdorp en 21 gemeten in
Oostkerke, ARA Den Haag, graven van Holland, no. 305 fo. 31v (13-12-1353).
90. Zondervan (ed.), 'De grafelijke bede', 31, 36; Hamaker, De rekeningendl. 2, 76-99. De reke
ning maakt onderscheid tussen West- en Oost-Haamstede. De laatste benaming slaat op de parochie
Koudekerke.
91Dekker, Zuid-Beveland, 438.
92. Voor de Voornse lenen zie J.C. Kort, Het archief van de heren van Voorne, burggraven van Zee
land, 1272-1371 ('s-Gravenhage 1972), et van dezelfde auteur 'Repertorium op de lenen van de hof
stede Voorne in Noord-Holland, Kennemerland, Waterland en Zeeland (1230-1649)', in: Ons voorge
slacht, 32(1977) 401-433.
75