den'. Vleermuizen kunnen ook last veroorzaken door binnen het bereik te komen
van alarminstallaties; valse meldingen kunnen daarvan het gevolg zijn. Een apart
probleem vormt hondsdolheid bij vleermuizen. Sinds 1987 is vastgesteld dat
vleermuizen in Nederland drager kunnen zijn van het zogenaamde Duvenhage-
virus. Na een beet door een met dit virus besmette vleermuis kan ook bij de mens
rabiës ontstaan. Bij onderzoek in Nederland is gebleken dat alleen een klein aan
tal laatvliegers en een enkele keer meervleermuizen met het Duvenhage-virus
zijn besmet. In Zeeland zijn nog geen besmette dieren gevonden. Wanneer direct
contact met vleermuizen wordt vermeden kan een met het virus besmette vleer
muis geen enkel gevaar opleveren voor de gezondheid. Het is echter niet verstan
dig vleermuizen met blote handen op te pakken, zeker niet wanneer zij ziek of
gewond lijken (Bekker, 1987). Gelukkig krijgt momenteel het besef de overhand
dat vleermuizen, ondanks hun soms onnavolgbare nachtelijke activiteiten, boei
ende en nuttige dieren zijn. Meestal zijn mensen zich niet eens bewust van het
feit dat hun huis mede in gebruik is bij een groep of bij enkele vleermuizen. De
hierboven geschetste ongemakken worden dan ook maar weinig ervaren4.
2. Vleermuissoorten in Zeeland
Met negentien verschillende soorten nemen vleermuizen een belangrijke plaats
in de Nederlandse zoogdierenwereld in. Dertien soorten daarvan zijn in Zeeland
aangetroffen. De meeste komen echter maar zeer plaatselijk of in zeer kleine
aantallen voor. Alle in Nederland voorkomende vleermuizen zijn insekteneters
die hun prooi opzoeken door een uiterst fijngevoelig systeem van echolokatie.
De hoge ultrasone geluiden die ze tijdens het vliegen uitzenden en waarvan ze de
echo's weer opvangen, geven hen niet alleen informatie over rondvliegende in-
sekten maar helpen de dieren tevens bij hun oriëntatie. Over lange termijn geno
men zijn de meeste soorten vleermuizen in aantal sterk achteruit gegaan. Vleer
muizen hebben een opmerkelijke levenswijze en zijn mede daardoor kwetsbaar
voor de vele veranderingen in het landschap die de laatste decennia in snel tempo
plaatsvinden. In het zomerhalfjaar verblijven ze meestal in gebouwen of holle
bomen. De meest algemene soorten, de dwergvleermuis en de laatvlieger zijn
uitgesproken gebouwbewoners. Andere soorten zoals de watervleermuis en de
rosse vleermuis, zijn vooral boombewoners. Het bewonen van gebouwen of
holle bomen is bij de meeste soorten echter niet strikt te scheiden. Soorten als
grootoorvleermuis en baardvleermuis worden zowel in gebouwen als in holle bo
men aangetroffen. Uit recent onderzoek is wel gebleken dat holle bomen als ver
blijfplaats voor vleermuizen veel belangrijker zijn dan tot voor kort werd aange
nomen.
In 1880 kregen vleermuizen in Nederland (als eerste land in Europa!) een wet
telijk beschermde status ingevolge de Wet tot bescherming van diersoorten, nut-
3. Bij alle vleermuizen zijn twee soorten geluiden te onderscheiden: sociale geleiden en echoloka-
tiegeluiden. Sociale geluiden kenmerken zich door een toonhoogte rond 15 kHz; dit is juist door kin
deren uitstekend te horen (ouderen hebben er doorgaans moeite mee). De echolokatiegeluiden liggen
altijd (ver) boven de menselijke gehoorgrens.
4. In 1973 zijn alle soorten vleermuizen voor het gehele land aangewezen als beschermde diersoort
in de zin van de Natuurbeschermingswet.
80