Naast het opsporen en determineren van in het donker rondvliegende vleermui
zen is het met een bat-detector ook mogelijk om op een betrekkelijk eenvoudige
manier in de vroege ochtend kolonies of andere verblijfplaatsen van vleermuizen
op te sporen.
Vleermuiskasten
Het maken en ophangen van nestkasten voor vogels, de zogenaamde holenbroe-
ders, is een bekend fenomeen. Minder bekend is dat er ook vleermuiskasten be
staan. Deze kasten zijn er tegenwoordig in verschillende soorten en maten, hoe
wel het principe hetzelfde blijft: een ruwe aanvliegplank met aan de top een
nestkastachtige constructie. De onderzijde kan eventueel nog voorzien worden
van een mestplankje (Bekker, 1990). Deze kasten kunnen vooral nuttig zijn op
plaatsen waar het bos nog niet oud genoeg is om veel holten te bieden (zie afb.
4). Sinds 1987 hangen in het Veerse Bos eerst tien en later twintig vleermuiskas
ten. De kasten hangen om de 40 m steeds aan een boom op 4 m hoogte langs een
pad, waarmee een rij kasten is gerealiseerd van een sprenk naar een vijver. In de
daaropvolgende jaren werden in totaal nog 30 vleermuiskasten opgehangen in
drie betrekkelijk jonge bosgebieden: eind 1988 tien kasten nabij de Veerse Dam
op de Schotsman op Noord-Beveland; eind 1989 tien in Rammekenshoek bij Rit-
them op Walcheren; en tenslotte begin 1990 tien in de Schelphoek op Schouwen-
Duiveland. Al deze kasten zijn in het zomerhalfjaar regelmatig geïnspecteerd op
de eventuele aanwezigheid van vleermuizen.
4. Vroegere gegevens (vóór 1985)
Zoals uit de voorgaande paragraaf al bleek, zijn over deze periode in het verleden
maar heel weinig gegevens over vleermuizen bekend. De meeste meldingen be
rusten op toevallige vondsten of vangsten van dieren, die werden gepubliceerd in
vaak moeilijk toegankelijke literatuur. Met deze gegevens kan slechts een frag
mentarisch beeld van voor de jaren tachtig worden verkregen. In dit overzicht
beperken wij ons tot bronnen waarbij gegevens over soorten en/of aantallen wor
den gegeven.
Wilmink (1949) vermeldt enkele vondsten van vleermuizen in braakballen van
kerkuilen. Hij trof in mei 1945 een schedelrest van een laatvlieger aan in een
braakbal te Sint-Maartensdijk op Tholen. In 1971 werd een atlas van de Neder
landse zoogdieren uitgegeven (Van Wijngaarden e.a., 1971) waarin de periode
1946-1969 werd samengevat. Van Tholen en Sint-Philipsland waren nog hele
maal geen meldingen bekend, en van Schouwen-Duiveland alleen enkele vond
sten van een grootoorvleermuis. In Zuid-Beveland en Zeeuwsch-Vlaanderen
waren enkele vindplaatsen bekend van dwergvleermuis, laatvlieger en grootoor
vleermuis. Te Goes werden braakbalresten van dwergvleermuis, laatvlieger, fran
jestaart en rosse vleermuis aangetroffen. De twee laatstgenoemde soorten zijn
voor Zeeland opmerkelijk en werden daarom opnieuw gecontroleerd in het
Zoölogische Museum te Amsterdam (ZMA) met positief resultaat.
De baardvleermuis was alleen bekend van Hulst. Opmerkelijk is een vondst
van een Brandt's vleermuis in een hoge treurwilg langs de Westwal in Goes op
14 april 1960. Het exemplaar is aanwezig in het Nationaal Natuurhistorisch Mu-
85