drie bunkers zijn de middengedeelten van alle lateien in het plafond stukgesla
gen. Daardoor is een groot aantal kokervormige ruimten ontstaan van verschil
lende lengten. Dit zijn de bunkers waarin grote aantallen vleermuizen overwinte
ren. Onlangs zijn deze, in het belang van deze ruimten als overwinteringsverblijf,
door de beheerder met een hekwerk afgesloten. In de overige bunkers in het bos
worden verspreid enkele vleermuizen gevonden, meestal in afgedekte schoorste
nen en pijpen, een enkele keer vrijhangend. Langs de oostrand en de noordrand
van het duingebied liggen verspreid 10 respectievelijk 19 bunkers. Deze bunkers
zijn minder aantrekkelijk als winterverblijfplaats in verband met de open ligging.
De situering van een aantal bunkers in gebieden met zand zonder (helm)begroei-
ing heeft tot gevolg dat de ruimten in de bunkers in meer of mindere mate met
zand gevuld raken en zelfs geheel onderstuiven. Ook de grote recreatiedruk in de
kop van Schouwen moet als een negatieve factor voor het gebruik van de bun
kers als winterverblijfplaats in het duingebied worden aangemerkt.
In de bunkers van Haamstede zijn de volgende vleermuizen vastgesteld;
baardvleermuis, watervleermuis, franjestaart, meervleermuis en grootoorvleer-
muis.
Toren Veere
Van de toren van de Grote Kerk van Veere, ook wel genoemd de kerk van Onze
Lieve Vrouwe ter Sneeuw, is al jaren bekend dat er in de zomer vleermuizen ver
blijven. In de winter van 1986-87 is vastgesteld dat hier ook grote aantallen
dwergvleermuizen overwinteren. De toren is ca. 74 m hoog en heeft drie zolders.
De eerste twee zolders zijn te bereiken met twee wenteltrappen, gelegen buiten
de eigenlijke toren. De derde zolder is met een houten trap vanaf de tweede zol
der toegankelijk. De muren van de toren worden geschraagd door kolossale ei
kenhouten binten; de vloeren van de zolders zijn daar op gemonteerd. Op diverse
plaatsen zijn er forse scheuren in het metselwerk ontstaan. Op de derde zolder
komen de hanebalken van de imposante dakconstructie bijeen. Bij de wintertel-
ling is vanaf de eerste zolder te zien dat een grote cluster vleermuizen verblijft
tussen de ruimte langs de balk en de dikke muur. Op de tweede zolder zijn ver
schillende vleermuizen gevonden tussen de muur en de trap, in scheuren en der
gelijke. Op de derde zolder zijn vleermuizen te vinden in de iets te groot uitge
vallen uitsparingen van de houtverbindingen van de hanebalken. Op de tweede
zolder is de luchtvochtigheid gemeten; die bleek 80% te zijn. Dat is betrekkelijk
laag voor een winterverblijfplaats voor vleermuizen. In dit winterverblijf over
winteren jaarlijks vele tientallen dwergvleermuizen, en de laatste winters ook een
enkele laatvlieger. Opmerkelijk in een dergelijk onderkomen zijn tevens de inci
dentele overwinteringen van watervleermuis (1988-89) en van grootoorvleermuis
(1989-90). In de toren worden tijdens de wintertelling geregeld dode dwergvleer
muizen gevonden. Op 20 januari 1989 waren er zeven, op 14 januari 1990 twee,
op 26 januari 1991 vijf en ook op 27 december 1993 vijf. Deze aanvullende
waarnemingen zijn van belang omdat hierdoor aannemelijk wordt dat de clusters
dwergvleermuizen, die niet niet nader op naam kunnen worden gebracht omdat
ze te diep zijn weggekropen in muren of achter hout, ook betrekking hebben op
de dwergvleermuis en niet op de ruige dwergvleermuis.
103