Afb. 4. Afgraving van de eerste strook grond van het hoge perceel in Brabers; de onder grond bestaat uit zand dat tot een bepaalde diepte afgevoerd wordt voor de aanleg van wegen; de voor landbouw geschikte bovengrond wordt teruggezet. Foto van de auteur, ROB. Amersfoort; 25-4-1956. lig ambacht van Ouwerve, de Brabers. In het legaat' van de bekende oudheidvor- ser J.A. Hubregtse uit Burgh aan het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Middelburg bevinden zich namelijk in 'pak 79' scherven uit de Ijzertijd, de Romeinse tijd en de middeleeuwen, die in het najaar van 1938 verzameld zijn in 'Ouwerve bij Koudekerke'. Tijdens een in 1955 te Zierikzee gehouden oudheid kundig symposium (afb. 3) waren het vooral de correspondenten van de Rijks dienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, J.M. de Nooyer en M.C. de Koster, die de aandacht van de verschillende, bij de wederopbouw van Schou- wen-Duiveland betrokken instanties op het archeologisch belangrijke terrein in Brabers hebben gevestigd. Zodra bekend werd dat de hoge percelen landbouw grond in 1956 niet alleen in het kader van de herverkaveling, maar tevens voor zandwinning zouden worden afgegraven (afb. 4), hebben de Schouwse corre spondenten er bij de directeur van de ROB in Amersfoort, dr. P. Glazema, op aangedrongen dat er tijdig een oudheidkundig onderzoek zou worden verricht. Door de positieve opstelling van de Directie Herverkaveling Schouwen-Duive- land, in het bijzonder van ir. L. Eelkema en de technisch hoofdambtenaar, de heer Schipper, kon in het voorjaar van 1956 met een proefopgraving worden be gonnen. Albankelijk van het tijdstip en de wijze van machinale zandwinning, en 1. Trimpe Burger, 'Aantekeningen bij het legaat van de oudheidkundige J.A. Hubregtse', Archief KZGW (1994) 205-223. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1995 | | pagina 36