graving uitgevoerd onder leiding van dr. W.C. Braat (RMO, Leiden) met assis tentie van de geroutineerde veldtechnicus C. van Duyn (ROB, Amersfoort). In een tiental met handkracht gegraven zoeksleuven kwamen op een diepte van 50- 100 cm nederzettingssporen uit de Late Ijzertijd/Romeinse tijd en de middeleeu wen aan het daglicht. De resultaten van dit eerste onderzoek werden, aangevuld met inmiddels verkregen gegevens uit onderzoeksfase B, binnen de kortst moge lijke tijd gepubliceerd2. De opgegraven voorwerpen, alsmede de veldtekeningen zijn aanwezig in het depot en het archief van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. B. Bij een geïmproviseerd 'aanvullend' onderzoek, tijdens de definitieve afgra ving van het gehele zuidelijke gedeelte van Brabers, bleek het met kunst en vliegwerk mogelijk te zijn de overblijfselen van een vrijwel volledige nederzet ting uit de IJzertijd/Romeinse tijd in kaart te brengen. Voorts werden enkele grachten en een plattegrond van een huis uit omstreeks 1100 op tekening vastge legd. Ook het door Braat opgegraven gedeelte werd in de opmetingen meegeno men omdat er op een wat lager niveau nog meer goed 'leesbare' standsporen te voorschijn kwamen. De leiding van opgraving B berustte bij de auteur (ROB, Amersfoort) met de medewerking van de onvermoeibare ROB-technici C. van Duyn en G. Plug; dit onderzoek liep van mei tot september 1956. De gevonden archaeologica en de verdere opgravingsgegevens zijn ondergebracht in het Pro vinciaal Depot voor Bodemvondsten te Middelburg; enkele representatieve voor werpen zijn in bruikleen gegeven aan het Stadhuismuseum en het Maritiem mu seum te Zierikzee. C. Het noordelijke deel van Brabers, met de perceelsnaam 'Zaaiersveld', werd aanvankelijk niet bij de opgravingen betrokken omdat er - voor zover toen be kend - geen oudheidkundige vondsten waren gedaan. Tijdens afgravingswerk zaamheden in 1957 werden echter op een vrij diep niveau vuurstenen voorwerp jes en een cultuurlaag uit de Late Steentijd ontdekt door de bodemkarteerder dr. J.P. Broertjes van de Rijks Geologische Dienst uit Haarlem3. Doordat het cultuur technische werk niet mocht worden opgehouden, was er slechts pleksgewijs en op zeer onregelmatige tijdstippen een onderzoek mogelijk naar de overblijfselen van de vroegste bewoning op Schouwen. De resten uit het Neolithicum zijn - door overmacht - helaas zeer onvolledig opgetekend door C. van Duyn en de au teur (ROB, Amersfoort). De veldtekeningen en verdere gegevens zijn aanwezig in het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten te Middelburg; enkele vuurstenen werktuigjes zijn tentoongesteld in het Stadhuismuseum te Zierikzee. Over de bovenvermelde onderzoekingen in Brabers is inmiddels wel het een en ander gepubliceerd4 waarbij vooral de Neolithische periode de volle aandacht heeft gekregen5. Het accent van deze 'eindpublikatie' over de ontdekte sporen van vroegere bewoning in Brabers ligt op de Romeinse periode, de eerste eeu wen van onze jaartelling. 2. Braat, 'Een inheemse nederzetting uit de Romeinse tijd op Schouwen', OMROL 38 (1957) 84-90. 3. Over deze opzienbarende ontdekking is uitvoerig gerapporteerd door Van Rummelen in: Toelichtingen bij de Geologische kaart van Nederland 1:50.000, blad Schouwen-Duiveland, 1970. 4. Trimpe Burger, 'Brabers bij Haamstede, een opgraving, 1956-1957', Kroniek van het land van de Zee- meermin Schouwen-Duiveland2 (1977) 40-53. 5. Verhart, 'Settling or Trekking', OMROL 72 (1992) 73-99. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1995 | | pagina 38