Afb. 19. Randfragment van Neolithisch aardewerk uit Brabers; diameter van de rand: 26,0 cm; gecraceleerd oppervlak; magering: fijn gruis. Tek. L. Goldschmitz-Wielinga, AWN/PDB, Middelburg. Op een kies van een gedomesticeerd rund na, zijn er in Neolithisch Brabers geen overblijfselen van dieren gevonden. Vermoedelijk is al het botmateriaal in de loop van ruim 4000 jaar vergaan. Het onderzoek van grondmonsters op de aanwezigheid van pollen en zaden leverde evenmin iets op. Het ligt voor de hand dat de Steentijd-bevolking van Brabers ruimschoots kon beschikken over schaal dieren, vis en gevogelte. Aan de kust zal men zeker ook jacht op zeehonden heb ben gemaakt, waarvan vlees en vel goed waren te gebruiken. In de Neolithische cultuurlaag zijn enkele houtskoolmonsters verzameld. Eén monster is gedateerd op 4410 +/- 60 BP (ca. 2460 j. v. Chr.)12. Verhart komt na zijn analyse van de gegevens over het oudheidkundig onder zoek in Brabers tot de gevolgtrekking dat de Neolithische bewoning daar gere kend moet worden tot fase 2a van de Vlaardingen Cultuur. Hij baseert zijn con clusie vooral op de technologische en morfologische kenmerken van het aardewerk. Hij wijst er ook op dat in de Vlaardingen-nederzettingen veel opeen hopingen van paalsporen voorkomen zonder dat daar enige configuratie uit blijkt. 5. de Ijzertijd en de Romeinse tijd De overgang van de Late Ijzertijd naar de Romeinse tijd in het begin van onze jaartelling bestaat wat Brabers betreft alleen in theorie. IJzertijdtradities zetten zich in de vroege Romeinse keizertijd gewoon voort. De Romeinse invloed in Brabers dateert op zijn vroegst uit het laatste kwart van de eerste eeuw na Chr. en is dan nog gering. Elders op de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden is in in heemse nederzettingen materiaal van Romeinse herkomst gevonden dat op een 12. Lantink en Mook, The Pre- en Protohistory of the Netherlands ill Terms of Radiocarbon Dates. 1977, 81 (GrN-1577). 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1995 | | pagina 51