Afb. 20. Bodemprofiel in Brabers-noord. Legenda: a. middeleeuws; al. laat-Romeins of
vroeg-middeleeuws; b. humeuze grond met aardewerk uit de Ijzertijd en de Romeinse tijd;
bl. humeuze grond met uitsluitend aardewerk uit de Late Ijzertijd; c. subboreaal veen; d.
kalkloos stuifzand; e. (Neolithische laag ontbreekt!); f. kalkloos zand van de strondwal.
Tek. C. van Duyn, ROB, Amersfoort.
I-Üïïl. Itaa- E3. E3.. EiS, Cd.
wat eerdere datering wijst. De vroegste Romeinse import is in Zeeland tot nu toe
bekend uit Colijnsplaat/Noordhoeksnol waar door de AWN, afdeling Zeeland,
een inheemse nederzetting werd ontdekt en opgegraven die, blijkens aangetrof
fen terra sigillata en ander Romeins aardewerk, uit het midden van de eerste
eeuw dateert13. Hemelsbreed liggen Brabers en Noordhoeksnol niet ver uit elkaar
ter weerszijden van de oude Scheldeloop. Het is daarom goed mogelijk dat het
begin van de 'Romeinse tijd' in Brabers iets vroeger gesteld moet worden.
Er zijn veel vondsten uit de IJzertijd/Romeinse tijd verloren gegaan toen
vooral in het noordelijk deel van Brabers een dikke cultuurlaag uit de eeuwen
rond het begin van onze jaartelling vrijwel ongecontroleerd is afgegraven. Zo is
ook in noord-Brabers een belangrijk profiel, waarin voor-Romeinse Ijzertijd en
Romeinse tijd gescheiden voorkwamen (afb. 20), tegen alle afspraken in, op een
vroege maandagmorgen voortijdig afgevoerd.
Het was maar zelden mogelijk vóór-Romeins en Romeins stratigrafisch uit el
kaar te houden. Gesloten vondsten, zoals afvalkuilen of afvalhopen waren nau
welijks aanwezig. Een enkele keer werd een flinke concentratie van aardewerk-
scherven aangetroffen. Zo horen de scherven van het Late-IJzertijdaardewerk op
afb. 21 en het geometrisch versierde potje vrijwel zeker bij elkaar. Het potje was
gevuld met as van vermoedelijk verbrand oud veen (turf), want de C 14-datering
geeft een veel te vroege uitkomst: 2790 +/- 60 BP (ca. 840 j. v. Chr.). De vondst-
groep dateert mogelijk uit iets voor het begin van onze jaartelling. Voor de nogal
karakteristieke versiering op de schouder van de scherf op afb. 21, 1 is wellicht
een late parallel te vinden op handgevormde potten uit Koudekerke (Walcheren)
die uit omstreeks 70-80 j. n. Chr. dateren14. Dit door de AWN, afd. Zeeland, op
gegraven aardewerk werd door J. v.d. BergAV. Hendrikse omschreven als 'kren-
tebroodaardewerk' vanwege de grove verschraling met schervengruis. Het Kou-
dekerkse aardewerk is veel harder gebakken dan het in veel opzichten
vriendelijker overkomende Brabers-aardewerk. De op afb. 21 samengevoegde
groep scherven uit Brabers-noord heeft veel kenmerken gemeen met in 1975
13. Trimpe Burger, 'Romeins importaardewerk Colijnsplaat-Noordhoeksnol', Hist. Jrb. Zuid- en Noord-
Beveland 19 (1993) 31-33.
14. Van den Berg en Hendrikse, 'Romeinse schelpkalkbranderij te Koudekerke', Westerheem 29 (1980) 3,
220-232.
22