vingen. De buitenwand is op vier verschillende manieren in zones versierd:
a) op de hals zijn - wijd uiteen - onduidelijke verfstrepen aangebracht; vgl. Arne-
muiden-Brakenburg17;
b) aaneensluitende, 'tentvormige' ingekraste versieringen op de schouder; vgl. de
eerder genoemde potscherf van 'krentebroodaardewerk' uit Koudekerke. Deze
versieringswijze treffen we zelfs nog aan op Menapisch/Vlaams-Romeins aarde
werk uit de tweede helft van de tweede eeuw, zoals uit bodemvondsten te Aar
denburg blijkt (Gemeentelijk Archeologisch Museum Aardenburg, o.a. inv.nr
1961-Q-145 en 1977-B-441b).
c) een dubbele, horizontale rij van nagelindrukken daar waar de buik van de pot
zijn grootste diameter heeft; vgl. Van Heeringen18;
d) ingekraste lijnen op het benedendeel van de pot. De wand is zowel aan de bui
tenzijde als de binnenkant licht beige-grijs. Het baksel is verschraald met scher-
vengruis.
Afb. 21,2: fragmenten van een grote pot met gegolfde rand; diameter rand ca. 29
cm. De schouder is versierd met brede, spits toelopende, ingekraste verticale lij
nen. De wand is aan de buitenzijde licht beige-grijs; de binnenzijde is grijs. Ver
gelijkbare stukken zijn bekend uit Duivendijke.
Afb. 21,3: gaaf potje dat met as - vermoedelijk verbrande turf - was gevuld;
hoogte 7 cm. De wand is versierd met ondiepe, dubbele lijnen in V-vorm. Derge
lijk aardewerk komt ook voor in Arnemuiden. In de inheems-Romeinse nederzet
ting te Colijnsplaat-Noordhoeksnol zijn eveneens vergelijkbare stukken opgegra
ven.
Afb. 21,4: randfragmenten van een onversierde pot met naar verhouding nauwe
hals en een opvallend vlakke, brede schouder; diameter rand 13,2 cm. De wand
is grijsbruin tot grijs aan de buitenzijde, de binnenkant is zwart. Het baksel bevat
schervengruis als verschralingsmiddel. Een in vorm volkomen vergelijkbaar type
pot is opgegraven in Arnemuiden-Brakenburg19.
Afb. 21,5: bodemfragmenten van een grote pot met vlakke bodem; diameter van
de bodem 16,0 cm. Beneden treffen we ingekraste lijnversieringen aan, verder
omhoog wijd uit elkaar staande nagelindrukken. De wand is beige-grijs tot rossig
van kleur. De verschraling bestaat uit roodachtig schervengruis.
Afb. 21,6: wandfragment van een grote pot die met een spatel grof is bijgewerkt
en versierd met slepend aangebrachte, wijduiteenliggende nagel- of spatelindruk-
sels. Het beige-grijze aardewerk heeft een verschraling van roodachtig scherven
gruis.
Vermeldenswaardig is het in Brabers-noord opgegraven deel van een schaaltje
(afb. 22). Het is de enige open vorm met een kleine hoogte-breedte-verhouding;
17. Zie hiervoor noot 15, fig. 5.
18. Zie hiervoor noot 16, fig. 5, 16.
19. Zie hiervoor noot 15, fig. 9.
24