8. Besluit
In 1956-1957 is het geologisch en cultuurhistorisch zo waardevolle Brabers bij
Haamstede door afgraving verloren gegaan. Niemand had voorzien dat daar zo
veel belangrijke gegevens met betrekking tot de bewoningsgeschiedenis der
'Lage Landen' verborgen lagen op en in de overblijfselen van een meer dan vier
duizend jaar oude strandwal. Het is nog steeds moeilijk te verwerken dat er des
tijds geen uitgebreid professioneel oudheidkundig onderzoek heeft plaatsgevon
den door gebrek aan tijd, mankracht en vooral financiële middelen. We troosten
ons echter met de gedachte dat er ondanks alle tekortkomingen toch nog veel is
bereikt en dat we zonder die catastrofale afgravingen nu wellicht nauwelijks iets
meer zouden hebben geweten dan dat het hoge terrein in Brabers vroeger
't diekje' werd genoemd! Dat er geen dijk of andere kunstmatige ophoging heeft
gelegen, is inmiddels wel duidelijk geworden.
Als belangrijke resultaten van het noodonderzoek moeten we samenvattend
noemen:
1het inzicht dat is verkregen in de bodemkundige ontwikkeling van het kustge
bied in de laatste 4000 jaar,
2) de verrijking van onze kennis over de bewoningsgeschiedenis van het 'Delta
gebied' vanaf de Late Steentijd tot heden,
3) de ontdekking van nederzettingssporen uit de vroegste perioden van bewo
ning, ca. 2000 j. v. Chr., en het herkennen van volledige plattegronden van behui
zingen uit die tijd,
4) het in kaart brengen van de overblijfselen van een boerderijencomplex uit de
eerste eeuwen van onze jaartelling, 5) het optekenen van een plattegrond van een
woning uit omstreeks de elfde eeuw.
Enige jaren geleden werden serieuze pogingen ondernomen om het eindver
slag over Brabers in een specifiek archeologisch tijdschrift te publiceren. Hoewel
de tekst van het artikel grotendeels gereed was, vormde het grote aantal afbeel
dingen en tekeningen dat uit de jaren 1957 en 1958 dateerde, het struikelblok. De
tekeningen die in een destijds geldende artistieke stijl waren vervaardigd door C.
van Duyn (veldtekeningen) en M. Bloemendaal (voorwerpen) van de Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort bleken niet meer te
passen in tegenwoordige periodieken, waarin een strikt wetenschappelijke en za
kelijke vormgeving wordt nagestreefd. Het was niet mogelijk alle verouderde te
keningen op korte termijn door nieuwe te vervangen en eigenlijk zou dat afbreuk
hebben gedaan aan een opgravingsverslag, waarvan men terecht of ten onrechte
vindt dat het meer dan dertig jaar geleden al in druk verschenen had moeten zijn.
Het is een gelukkige omstandigheid dat mevrouw L.C.J. Goldschmitz-Wielinga
(AWN/PDB) vrijwillig veel voorwerpen opnieuw heeft opgemeten en 'in het net
getekend', waarbij zij op voortreffelijke wijze de kloof overbrugd heeft tussen te
kenen in oude stijl en nieuwe. De heer B. Oele (PDB) vervaardigde een recon
structietekening van een inheems-Romeinse boerderij en was zeer behulpzaam
bij het wijzigen van verschillende afbeeldingen in verband met de kleinere blad
spiegel van het 'Archief', waarin het relaas over de ondergang van Brabers door
de vriendelijke bemiddeling van de redactie uiteindelijk zou worden opgenomen.
Aan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort
55