kuststreek van Walcheren was al bewoond ten tijde van de Frankische verovering op het eind van de 7e eeuw. Het koningsgoed gaat waarschijnlijk tot die tijd te rug, terwijl de schorrevlakten van binnen-Zeeland, zoals alle wildernis in het Frankische rijk, zonder meer werden beschouwd als toekomend aan de koning. De uitbreiding van het reële en geëxploiteerde koninklijk bezit over de schorren ging gepaard met een migratie van bewoners van de kuststreek in oostelijke rich ting6. Toen koning Hendrik II in 1012 graaf Boudewijn IV van Vlaanderen met de villa Walcras beleende7, werd geheel Bewesten Schelde bedoeld, maar het ko ninklijk domein was er nog steeds de kern van. Henderikx lokaliseerde dat oor spronkelijke domein in het noordwesten van het eiland Walcheren. Een recon structie van het allodium, dat de graaf van Holland daar in de 13e eeuw nog had, wees hem de weg via de graaf van Vlaanderen naar het koninklijk domein van vóór 1012, dat zijn kern moet hebben gehad in de huidige dorpen Oostkapelle, Domburg en Westkapelle. In de onmiddellijke nabijheid lag daar - buiten de hui dige kustlijn - de handelsnederzetting die tussen eind 6e en eind 9e eeuw een be langrijke rol speelde en die waarschijnlijk ook Walcheren heette8. De combinatie van een handelsplaats en een agrarisch centrum is niet zeldzaam. Wij treffen haar in diezelfde tijd eveneens aan in Dorestad aan de samenvloeiing van Rijn en Lek en ook hier als een koninklijk domein9. Zoals Henderikx dit deed voor Walcheren zo kan ook het grafelijk bezit op Schouwen in grote trekken gereconstrueerd worden. In 1156 gaf graaf Dirk VI van Holland 120 gemeten land, gelegen bij de Elkers-ee ('Hilcheres he') op Schouwen, aan de abdij van Echternach in ruil voor enkele Hollandse kerken. Dat land maakte deel uit van een groter geheel, want aan twee zijden werd het begrensd door land dat eveneens van de graaf was en aan de derde zijde door land van de heer van Voorne, burggraaf van Zeeland, dat oorspronkelijk ook wel van de graaf geweest zal zijn. In 1220 schonk graaf Willem I als morgengave aan zijn bruid een watermolen in Zierikzee en hoymanne in Schouwen. In 1229 gaf graaf Floris IV zijn haimanne en duinen in leen uit, behalve die onder Burgh en Haamstede, maar die werden in 1250 door graaf Willem II van de hand gedaan ('haymannas nostras apud Burg et Hamestede et Zudkerken')10. In 1276 schonk graaf Floris V 100 gemeten moer op Schouwen aan Floris van Henegouwen en in 1298 tenslotte blijkt 60 gemeten land in Kerkwerve en Nieuwerkerke, 'vri 6. C. Dekker, Zuid-Beveland. De historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de middeleeuwen (Assen 197130. 7. 'Gesta episcoporum Cameracensium', ed. L.C. Bethmann, MGH. SS., dl.7 (Hannover 1846) 393- 525, in het bijz. 466. 8. Henderikx, 'Walcheren' 116, 117, 120. Verschillende auteurs vóór Henderikx hebben deze naam al voorgesteld, vooral A.C.F. Koch, 'Opmerkingen over middeleeuws Walcheren vóór de 12e eeuw', Archief Zeeuw sch Genootschap der Wetenschappen (1958) 1-16, heruitgegeven in Tussen Vlaanderen en Saksen. Uit de verspreide geschiedkundige geschriften van A.C.F.Koch (1923-1990) (Hilversum 1992) 47-58. 9. G. Rotthoff, Studiën zur geschichte des Reichsguts in Niederlothringen und Friesland wahrend der sachsisch-salischen Kaiserzeit (Bonn 1953) 63, 64; C.Dekker, Het Kromme Rijngebied in de mid deleeuwen. Een institutioneel-historische studie (Zutphen 1983) 98-117, 281-293; S. Lebecq, Mcir- chands et navigateurs frisons du haut moyen dge (Rijsel 1983) dl.l. 149-163. 10. OHZ, dl. 1, no. 139/140 (1156), no. 405 (juli 1220), II, no. 485 (15-5-1229), no. 838 (1-2- 1250). 1 gemet is ongeveer 0,40 ha. De betekenis van het woord hoiman of haiman blijft onzeker. Men is het er over eens dat het eerder betrekking heeft op de natuurlijke gesteldheid dan op een bij zonder rechtsstatuut. 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1995 | | pagina 90