eyghen' van de graaf, in huur te zijn gegeven". Genoeg om aan te tonen dat er in de 13e eeuw nog heel wat grafelijk bezit op Schouwen aanwezig was, hoewel het verminderde. Volgens de rekening van Frederik van Valencijn, rentmeester van graaf Willem III voor Zeeland, uit 1318 - de oudste die bewaard is - verpachtte de graaf in dat jaar op Schouwen een aantal duinen en duindellen, de zoute haymanne in Re- nesse, 164 gemeten bouwland en twee polders (Oud Hugelijnszand en Nieuw Hugelijnszand, samen groot 337 gemeten bouwland), de tienden van beide pol ders en bovendien van 2700 gemeten land, 164 gemeten moer, 10 molens, vis rechten, een rede (natuurlijke haven), 'mijns heren hove' (de Gravenhof) met de hal in Zierikzee en een aantal 'hofsteden' (onbebouwde of bebouwde terreinen) in die stad1'. Op deze opsomming, waarin met weinig fantasie één of meer gedes integreerde domeinen zijn te herkennen, dienen twee voorbehouden te worden gemaakt. Ten eerste was een deel van de tienden kennelijk afkomstig van de ka pittels van Sint-Jan en Sint-Marie in Utrecht, waaraan de meeste tienden op het eiland toekwamen13. Ten tweede kunnen enkele goederen afkomstig zijn uit ver beurd verklaarde bezittingen van ballingen ten gevolge van de Vlaams-Hollandse oorlog in het begin van de 14e eeuw, zodat zij niet tot het oorspronkelijk goed van de graaf gerekend zouden mogen worden. Veel lijkt ons dat echter niet ge weest te zijn. Het ligt voor de hand evenals voor Walcheren de herkomst van het grafelijk bezit in Schouwen te zoeken in een koninklijk domein en vroeger al hebben wij als zodanig de villa Sunnimeri aangewezen, die graaf Dirk II van Holland (of ei genlijk van West-Friesland) van koning Otto III in leen hield en in 985 als allo dium verkreeg14. De Sonnemare was het water dat Schouwen in het noorden be grensde en wordt al als Sunnonmeri genoemd in 77615. Op het huidige Schouwen ligt het dorp Zonnemaire, dat in dit water is bedijkt. Hoek was het met onze loka lisatie niet eens, meende dat de villa ten noorden van de Sonnemare gezocht moest worden en zag er de oorsprong van Voorne in16. Dat beroofde hem van een tekstuele basis voor de herkomst van de grafelijke goederen op Schouwen, ter wijl hij in ons voetspoor toch ook aannam dat de (Ooster) Schelde omstreeks 1012 een grens van invloedssferen moet hebben gevormd. De graaf van Vlaande ren kon in zijn expansiestreven en zijn verlangen de Scheldemonding te beheer sen zover gaan tot waar de invloedssfeer van de graaf van Holland begon. Uit het 11. OHZ, dl. 3, no. 1713 (15-1-1276); L.P.C. Van den Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zee land, dl. 2 ('s-Gravenhage 1873) no. 1022 (5-2-1298). 12. H.G. Hamaker, De rekeningen der grafelijkheid van Zeeland onder het Henegouwsche huis, 2 dln. (Utrecht 1879-1880), dl. 198-106. 13. E.N. Palmboom, Het kapittel van Sint Jan te Utrecht. Een onderzoek naar verwerving, beheer en administratie van het oudste goederenbezit (elfde - veertiende eeuw) (Hilversum 1995) 365-371. 14. OHZ. dl. 1, no. 55 (25-8-985). 15. OHZ, dl. 1, no. 5 (16-8-776). 16. C. Hoek, 'De heren van Voorne en hun heerlijkheid', in: Van Westvoorne tot St. Adolfsland. His torische verkenningen op Coeree-Overflakkee (Ouddorp 1979) 115-145. Een (overigens onechte) oorkonde uit ca. 1220 geeft de begrenzingen van Voorne. Uit de andere rivieren die genoemd worden en waarvan de loop bekend is, blijkt dat de 'Sonnemare' in het zuiden ligt evenals het 'Scoudemare- diep', OHZ, dl. 1, no. 422. De 'Sonnemare' moet deels door het huidige Overflakkee, deels door de Grevelingen en deels door het huidige Schouwen (ten zuiden van Bommenede) hebben gestroomd. Het 'Scoudemarediep' is het latere Brouwershavense gat. Zie ook Henderikx, 'De ringwalburgen', 74, 75. 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1995 | | pagina 91