zag in of rond 10672'. De nieuwe aanwijzingen die Henderikx aanbracht voor de
intensieve Willibrorddevotie op Walcheren in de 11e eeuw, waarbij de abdij van
Echternach nauw betrokken was, en de rol van Thiofried als scheidsrechter in
plaatselijke twisten tonen duidelijk aan dat de geestelijke en materiële banden
tussen Walcheren en de abdij niet van vandaag of gisteren waren. De Frankische
koning moet al vroeg een deel van zijn Walcherse domein aan de abdij van Ech
ternach hebben geschonken. En wij voegen daar aan toe: evenzo een deel van
zijn Schouwse.
Wij zagen al dat in 1156 de graaf van Holland 120 gemeten land bij Eikerzee
op Schouwen aan de abdij van Echternach gaf, waaraan de zo veraf gelegen abdij
natuurlijk weinig zou hebben gehad, als zij dit land niet aan haar daar reeds aan
wezige goederen kon toevoegen. Toevallig hebben wij een vermelding van acht
perceeltjes land in Brijdorpe ter grootte van 20 gemeten, die ambachtsheren in
1308 op hun schotafdracht aan de graaf in mindering brachten, omdat zij aan de
abdij behoorden24. Andere ambachtsheren deden dat in 1318 met betrekking tot
14 gemeten 'vroenlands' die niet worden gelokaliseerd en in hetzelfde jaar ver
nemen wij ook nog van een onbekend aantal gemeten pachtland van Echternach
in Eikerzee25. Een zeer onvolledig beeld, waaruit slechts blijkt dat het abdijland
niet alleen in Eikerzee lag, maar ook in Brijdorpe ten noorden van Zierikzee.
Waarschijnlijk ook in de kuststreek. Zoals de Willibrord-patrocinia van de ker
ken van Oost- en Westkapelle op Walcheren op een aandeel van de abdij van
Echternach in de stichting ervan wijzen, zo is dat ook het geval met het patro-
cinium van Sint Willibrord in combinatie met de H. Drieëenheid van de kerk van
Burgh op Schouwen26.
De tweede abdij waaraan de Frankische koning al zeer vroeg delen van zijn
Walcherse en Schouwse domeinen heeft afgestaan was de Sint-Baafsabdij te
Gent en in tegenstelling tot Echternach hebben we hiervoor eigentijdse aanwij
zingen. In de goederenlijst van de abdij uit ca. 800, als palimpsest bewaard en
door Verhulst in 1971 uitgegeven en becommentarieerd27, worden op het eind de
bezittingen in Zeeland vermeld. Ongelukkigerwijs is het het slechtst leesbare ge
deelte van de lijst en Verhulst is er dan ook niet in geslaagd volledige zinnen te
reconstrueren. De goederen lagen 'in Fresia' (2 maal leesbaar) en bestonden uit
marisci (8 maal leesbaar in enkelvoud en meervoud) en bercariae (1 maal lees
baar in meervoud) en verder uit minstens twee villae en een onbekend aantal
mansi. De marisci en bercariae, waarmee schorregebieden worden bedoeld
waarop schapen werden geteelt, moeten zeer groot zijn geweest. Eenmaal wordt
een aantal van 1080 schapen genoemd, een andere keer van 1170. De abdij ont
ving leveringen van wollen mantels door homines franci en van kazen en scha
pen. Tweemaal blijken schaapsgronden van de abdij in leen beneficiumte wor
den gehouden. Dat laatste gegeven zegt iets over de datering van de verwerving.
Omdat de abdij de lenen tevoren in direct bezit zal hebben gehad, moet de
23. Dekker, Zuid-Beveland76-78, 390-392.
24. J.W. Zondervan (ed.), 'De grafelijke bede in Zeeland van 1308', in: Spelerieë (Kapelle 1992) 1-
56, in het bijz. 31.
25. Hamaker, Rekeningen, dl. 1, 100, 137.
26. Henderikx,'De ringwalburgen', 109.
27. A. Verhulst, 'Das Besitzverzeichnis der Genter Sankt-Bavo-Abtei von ca. 800 (Clm 6333)',
Friihmittelalterliche Studiën, 5 (1971) 193-234.
63