Afb. 1. Middelburg, katholieke schuilkerk op de Blaauwe Dijk.
Om echter, van de andere kant, de betrokkenen van rijkszijde ook geen reden
tot aanstootgevend gedrag te leveren, was het vereist dat alle voorhanden kerkge
nootschappen door de staat op gelijke voet behandeld werden, zodat er geen
Heersende Kerk meer kon bestaan; om die grondwettelijke gelijkheid werkelijk
inhoud te geven, moest deze ook in het materiële aspect tot uitdrukking komen;
om de bestaande materiële ongelijkheid, met name tussen hervormd en katholiek
in de noordelijke rijkshelft, te bestrijden, was, gezien het onvermogen van de be
trokkenen dit zelf te veranderen, financiële bijstand van de staat nodig; om doel
matig met het beschikbare geld om te springen, en zich niet van kerkelijke zijde
de besteding te laten dicteren, was het nodig om een greep op de kerkelijke orga
nisatie te krijgen. Want soms stonden er wel eens erg veel kerkjes van dezelfde
soort in een stad bij elkaar, en huisden in de omtrek daarvan wel wat erg veel
geestelijken. En dan was het beslist efficiënter, en dus goedkoper, om die hele se
rie kleine door één of twee grote kerken te vervangen, omdat dat ook in de perso
neelskosten scheelde. Om die reductie daadwerkelijk te bereiken, moest de staat
die ook zelf kunnen afdwingen: door een financieel gemotiveerd vetorecht in
zake de oprichting of samensmelting van gemeenten. En dat zou, indien succes
vol, later uiteraard ook de mogelijkheid geven om ongewenste pastoors en predi
kanten buiten de deur te houden.
Maar ook los daarvan beschikte Willem I al snel, naarmate de subsidiëring van
75