vormde en Katholieke Eeredienst, die na het herstel van Nederlands onafhanke lijkheid voor dergelijke zaken in het leven geroepen waren, een inventarisatie van hetgeen in de nabije toekomst nog van kerkelijke zijde aan wensen op bouw kundig gebied te verwachten viel. Het was de bedoeling om aan de hand daarvan een algemeen plan van onderstand te formeren om binnen afzienbare termijn de finitief alle knelpunten op dit vlak uit de wereld te kunnen helpen. Dit algemene plan van onderstand zou er weliswaar uiteindelijk niet komen, maar de gouverneur van Zeeland H.J. baron van Doorn van Westkapelle (1786- 1853), die van al zijn ambtgenoten het meest consciëntieus aan de slag ging, stuurde daarvoor in het vroege voorjaar van 1820 een kleine commissie op pad, die na een rondreis van meer dan een maand rapport kon uitbrengen voor beide gezindten tegelijk. Onderzoek in loco heeft de aanvankelijk hoog opgeschroefde verlangens daarbij tot het redelijke - en voor het Rijk draaglijke - teruggebracht. Veel kerken behoefden herstel, enkele vergroting, soms werd aan vervanging ge dacht. Conform het commissieverslag rapporteerde vervolgens de gouverneur, con form diens rapport adviseerde het departement, conform diens advies besliste de koning en kende zijn subsidies toe - veel voor herstel, her en der voor vergroting. Hoewel niet alles daarop ook precies in deze geest werd uitgevoerd, leidde de rondreis zo tot een hele reeks van reparatieactiviteiten en de bouw van enkele nieuwe bedehuizen3. Over de bedoelde voorstellen, alsmede de voorgeschiedenis en de gevolgen ervan gaat onderstaand opstel. De kerkelijke verhoudingen in Zeeland onder de Republiek De reformatie had in Zeeland in de beginfase van de Tachtigjarige Oorlog zwaar toegeslagen. Op Schouwen-Duiveland, Tholen, St. Philipsland, Noord-Beveland en Walcheren was de dominantie van de nieuwe geloofsrichting uiteindelijk dan ook vrijwel totaal. Bij de volkstelling van 1815 bleek hier in geen enkel dorp het katholieke aandeel in de bevolking boven de 10% uit te komen, op grote delen van deze eilanden zelfs nog niet eens de 1% te halen4. De enige uitzondering vormden Tholen en Zierikzee met enkele kernen rondom, waar tot een vijfde van de ingezetenen de oude Kerk trouw gebleven bleek. Ook op Walcheren waren het de drie steden, waar de grootste concentratie katholieken aangetroffen werd, in Veere, Middelburg en Vlissingen, oplopend van 6,8% via 12,5% tot 23,3% voor de laatste stad. Alleen hier ook was sprake van een enigszins substantiële gemeenschap Lutheranen, in alle drie de gevallen ter grootte van goed vijf procent. Benoorden de Westerschelde, dus in het 'oude' Zeeland, week slechts op Zuid- Beveland de situatie hiervan wezenlijk af. Bijna een vijfde van de inwoners was katholiek, waarbij deze katholieken hoofdzakelijk geconcentreerd waren in het hart van het eiland ten zuidwesten van Goes, dat zelf met 20,3% roomsen nog re- 3. Over de negentiende-eeuwse Zeeuwse kerkbouw tot dusver alleen bij wijze van samenvattend overzicht *L7, met een sterk accent op de tweede helft; uit de periode daarvoor worden alleen (zeer kort) de Nieuwe Kerk van Zierikzee en het hervormde kerkje van Wilhelminadorp genoemd. 4. Voor de getallen zie *L49, 220-256. Speciaal voor Zeeuwsch-Vlaanderen zie ook *L42. 77

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 105