latief protestants was; in 's-Heerenhoek en Heinkenszand beliep hun aandeel na
genoeg de helft, in de gemeente Ovezande goed tweederde5. De protestantisering
was hier zeer moeizaam verlopen; de weerstand tegen de nieuwlichterij was sterk
geweest, en men had zich soms bijna gewapenderhand tegen de hervormde over
name van de oude kerken verzet. Nog in een klagerig rapport aan de Staten van
Zeeland uit 1654 heet "t geheele platteland van Zuyt-Beverlandt generalyck be
woont te worden van seer vele landsaten, synde van de papiste religie, sulx dat in
sommige parochiën nauwelyx persoonen te vinden syn, doende professie van de
ware christelycke gereformeerde religie'6.
Met die ware christelycke religie was het in Zeeuwsch-Vlaanderen nog veel
beroerder gesteld. Dit gebied, dat tot 1795 als Generaliteitsland door de Unie be
stuurd en pas na 1813 bij Zeeland gevoegd is, was pas in de eerste helft van de
zeventiende eeuw in handen van de opstandige gewesten gekomen. Toen was het
voor grote verschuivingen op religieus vlak al te laat. Met uitzondering van het
land van Axel, dat bijna homogeen hervormd werd, is de oosthelft van
Zeeuwsch-Vlaanderen - het Land van Hulst - derhalve altijd zwaar katholiek ge
bleven, met meerderheden van ver over de 90%, behalve in het stadje Hulst zelf,
waar anno 1815 een kwart van de inwoners tot de Hervormde Kerk behoorde: de
overgang van Rome naar Dordt was hier in topografisch opzicht bijzonder ab
rupt. Geleidelijker was zij meer westwaarts, waar Zeeuwsch-Vlaanderen vanuit
het nog vrij homogeen hervormde Breskens naar Brugge rijdend, in toenemende
mate in roomse zin verkleurde, totdat dit aandeel in de grensgemeente Eede na
genoeg honderd procent bedroeg. Overigens zou in heel Zeeuwsch-Vlaanderen
gedurende de negentiende eeuw door de immigratie van Belgische pachters en
het wegtrekken van autochtone protestanten het katholieke bevolkingsaandeel
geleidelijk stijgen7.
Gevolgen voor het bezit van de oude middeleeuwse kerken hadden die verschil
len op de religieuze kaart van Zeeland tijdens het Ancien Régime overigens niet.
Alle bedehuizen waren in hervormde handen geraakt, ook daar waar deze niet de
meerderheid van de bevolking uitmaakten, of zelfs vrijwel geheel ontbraken. In
het kielzog van de Staatse troepen waren predikanten meegekomen, en overal
waar de stadhouder een dorp, stad of vesting veroverde, veroverden de calvinis
ten de kerk - als één der laatsten in 1645 de oude St. Willibrord van Hulst.
Dientengevolge hebben de hervormden zelf ten tijde van de Republiek niet erg
veel kerken van betekenis hoeven bouwen. Op het platteland voldeden meestal
de oude, en de steden groeiden niet dusdanig, dat er hier erg veel nieuwe nodig
bleken: slechts één in Middelburg, en één in Vlissingen. Alleen in het door Tach
tigjarig Oorlogsgeweld geteisterde Zeeuwsch-Vlaanderen verrees nadat daar de
rust was weergekeerd in het derde kwart van de zeventiende eeuw een krap do
zijn kleine zaalkerkjes, met een onbeduidende uitloop tot in de achttiende eeuw8.
5. Voor de achtergronden zie *L13, 448-449, 466.
6. Geciteerd naar *L34, 174.
7. Zie *L42, 41-45. Vgl. ook voor de constatering van een tijdgenoot: J. ab Utrecht Dresselhuis,
Het distrikt van Sluis in Vlaanderen beschouwd in deszelfs wording, natuurlijke, burgerlijke en zede
lijke gesteldheid. Middelburg 1819, 149.
8. Zie lijst in *L2, 42. Vgl. ook *L23, 56-57; M.D. Ozinga, Protestantsche kerken hier te lande ge
sticht 1596-1793. Onderzoek naar hun bouw- en ontwikkelingsgeschiedenis, Amsterdam 1929 (Proef
schrift Leiden), 112. Voorts uitgebreid *L21, 1-66.
78