In het westen trok men derhalve naar bestaande bedehuizen op 'Belgische bo dem', in het oosten bouwde men daarvoor zelfs speciaal een viertal eigen grens- kapellen - de zogenaamde heikerken - en wel in Overslag, Koewacht, De Klinge en Kieldrecht17. Pas in 1695 kreeg men in Hulst toestemming voor een vaste schuurkerk thuis. In het geval van Sluis en IJzendijke was het hun rol als garni zoensplaats gedurende de Spaanse Successieoorlog die de bevoegde instanties er in 1703 toe dwong om hier voor de soldaten een priester aan te zoeken, wilde men het roomse deel van het regiment niet voor kerkbezoek naar het door de Franse vijand bezette Vlaanderen zien vertrekken, dan wel dit geheel van de stichtende werking van de zondagsdienst verstoken zien. Een priester voor wie natuurlijk ergens een kapelruimte ingericht moest worden, waarvan uiteraard on danks alle van hogerhand ingestelde verbodsbepalingen naast de katholieke sol daten ook de dito burgers heimelijk gebruik maakten, en die zodoende ook na vredessluiting rustig bleven voortbestaan, pastoor zowel als kerk18. In Sluis was de gemeente aanvankelijk gehuisvest in de slotkapel, later in een gebouw met galerijen achter de Garenmarkt19, in IJzendijke in een benauwde boerenschuur. Deze laatste werd in 1776 weliswaar wat vergroot en van een paar vensters extra voorzien, maar dit was al spoedig veel te weinig om de enorme toeloop van Belgische seizoenarbeiders op te vangen en bij gelijktijdig gebruik voor de verstikkingsdood te vrijwaren, want na de bedijking van de Hoofdplaat liepen 's zomers op hoogtijdagen alles bijeen wel eens drieduizend gelovigen de kerkdeur plat20. Elders zal de situatie in deze jaren niet wezenlijk dragelijker geweest zijn, want ook meer oostwaarts kwam er slechts een enkele kerkschuur bij om in de gestegen vraag naar roomse eredienst te voorzien, zo in 1772 in Philippine21. Die van Boschkapelle was niet meer dan een 'onaanzienlijk locaal, met stroo ge dekt'22, en ook die van Zuiddoipe heeft men nog in 1788 zonder fundamenten opgetrokken, zodat het bouwsel 'slegts door palen in den grond bij den anderen gehouden' werd2'. Oorspronkelijk was het de bedoeling geweest deze binnen de muren van het nabijgelegen stadje Axel op te trekken, maar de vrees bij de her vormde meerderheid voor een katholieke invasie dwong de jonge gemeente, die vier jaar eerder met het opdragen van een mis in een schuur van start gegaan was, buitengaats24. 17. Vgl. *L24, 70-71. 18. Zie: *L20, 35-62; *L14, 16-21. Voor IJzendijke voorts: *L3, 5-6; *L5, 84-89. 19. *L29, IV, 605. 20. *L20, 59-61; *L3, 7-8. 21. J.C. Cornelis, Stad en land van Philippine in de historie 1525-1980, z.p. 1981, 64. 22. A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, Gorinchem 1839-1851, 14 dln., deel II, 622-623. 23. Aldus brief Gaan DG, 15-1-1817 no. 9, R.K.Ere ll.doss. 650. 24. Daarover: J. Wesseling, Geschiedenis van Axel, Groningen 1966, 176-179. 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 109