De kerkelijke verhoudingen in de Franse Tijd
Had de Bataafse Omwenteling, die voor het 'eigenlijke' Zeeland in 1795 de vrij
heid en in 1796 de gelijkheid voor alle godsdiensten bracht, voor de hervormden
dan ook op het gebied van de kerkbouw weinig gevolgen25 - voor de katholieken
had de revolutie van 1795 deze des te meer. In de steden Vlissingen (1795),
Veere (1796) en Tholen (1795), maar ook in 's-Heerenhoek (1796), Kwaden-
damme (1801), Kapelle (1802) en Heinkenszand (1804) in de katholieke platte
landsenclave van Zuid-Beveland ontstonden nu nieuwe staties26. De vanuit Goes
bestierde landsparochie met haar kerkhoeven was zo binnen een paar jaar tijds in
een aantal afzonderlijke gemeenten met eigen kerkgebouwen opgedeeld; in 1801
werd zij officieel geheel opgeheven.
Elk van de drie oude kwartieren van de landsparochie had daarbij aanvankelijk
één kerk gekregen, het westen in 's-Heerenhoek, het zuiden met Kwadendamme,
het oosten met Kapelle, en alleen in het eerste geval hadden niet alle betrokkenen
daarmee genoegen genomen, wat al snel tot de stichting van een tweede kerk al
hier, in Heinkenszand, en daarmee even snel tot ruzie, had geleid27. Die van 's-
Heerenhoek bleek daarbij al spoedig als een magneet op de Bevelandse katholie
ken te werken; dankzij gedurige immigratie vanover heel het eiland steeg hun
aandeel in de plaatselijke bevolking gestaag, en veranderde in de eerste helft van
de negentiende eeuw een tot dusver overheersend protestants zelfs in een over
wegend katholiek dorp28.
Het was dan ook niet geheel zonder reden, dat de hervormden weinig happig
waren op een nieuwe roomse kerk naast hun oude. Toen men in 1803 voor Ka
pelle op zoek ging naar een onderkomen stuitte men op allerhande vorm van ob
structie of zelfs intimidatie. Het bericht dat men daarover de aartspriester van
Holland en Zeeland, H.F. ten Hulscher (1746-1811), deed toekomen, nadat men
voor religieus gebruik een groot huis met schuur en boomgaard had aangekocht -
'bij en buijten het dorp, men gaat er op, zonder van het dorp gezien te worden' -
maakt duidelijk dat de door de Bataafse machthebbers verordende geest van Vrij
heid, Gelijkheid en Broederschap nog niet door alle Zeeuwse ingezetenen verin
nerlijkt was: door een economische boycot van de initiatiefnemer, een plaatse
lijke schoenmaker, hoopte men de bouw te beletten29.
Meest trokken de Zeeuwse katholieken, conform traditie, in deze jaren in een
woon- of pakhuis in, zo in Tholen30 en Vlissingen31, en van Veere, waar het schuil-
25. Hun bouwactiviteiten bleven beperkt tot een nieuw bescheiden zaalkerkje bij de gehandhaafde
gothische toren in 's Heer-Hendrikskinderen; volgens P. Don, Kunstreisboek ZeelandDen Haag
1985, 76, in 1805; volgens Ab Utrecht Dresselhuis, Wandelingen [noot 11], 25, in 1808.
26. De jaartallen willen in de secondaire literatuur wel eens licht variëren, en zijn daarom meer als
indicatie te beschouwen. Zo dateert de officiële oprichtingsacte van 's-Heerenhoek van 7-2-1798 (AP
792), maar toen was men beslist al een tijdje bezig. Belangrijkste bronnen, waaraan voor het 'oude'
Zeeland de gegevens zijn ontleend, naast *L25, *L34 en *L45: J. de Kanter Philz. en J. ab Utrecht
Dresselhuis, De provincie Zeeland, Middelburg 1824 (reprint 1977); Ab Utrecht Dresselhuis, Wande
lingen [noot 11]; Van der Aa, Aardrijkskundig [noot 22]; alsmede de staten in R.K.Ere 1296, waarop
in beginsel afgegaan is, tenzij zij met andere gegevens in strijd zijn. Speciaal over het moeizame af
scheidingsproces van Heinkenszand *L34, 247-267.
27. Zie *L1, 63. Vgl. over het conflict de verschillende brieven in AP 787, 794, 800.
28. Vgl. *L13, 443-444.
29. Zie brief P aan AP, 6-11 -1803, AP 787.
30. Zie *L50, 10-11.
31. Zie brief KB aan DG, 6-11 -1816, R.K.Ere 14, doss. 756.
82