Lang zou Walcheren niet in een uitzonderingspositie verkeren. Op 16 maart 1810 moest Lodewijk ook de rest van de provincie aan zijn broer overdragen, en vanaf dat moment deelde deze in zijn geheel het lot van Zeeuwsch-Vlaanderen, dat im mers al in het najaar van 1794 door de Fransen veroverd en aansluitend bij het Franse departement van de Schelde ingelijfd was. Voor het eigenlijke Zeeland veranderde er op kerkelijk gebied daardoor overi gens weinig. Tevergeefs verzochten in Goes de katholieken, wier aantal door de komst van talloze ambtenaren en militairen voor de eigen huiskerk al spoedig veel te groot was geworden, en die zodoende al eerder herhaaldelijk hadden aan gedrongen op afstand van een part van de Grote Kerk, met klimmende klem, maar met even weinig succes, om te mogen delen in de hervormde hoofdkerk. Toen ook de poging van de pastoor om zich dan via een omweg toegang te ver schaffen op niets uitliep - namelijk door de aanvraag tot eenmalig gebruik om er 15 augustus 1811 ('voor één keer') de verjaardag van de keizer groots te kunnen vieren, een half jaar later voor een andere feestelijke gebeurtenis nog eens her haald - trok men de conclusie dat er binnen de bestaande kerkenvoorraad kenne lijk geen ruimte meer te vinden was. Na 1813 bouwden de katholieken toen zelf een nieuwe kerk54. In het voormalige Staats-Vlaanderen, dat sedert 1801 in zijn geheel onder het bisdom Gent ressorteerde, verliepen de zaken langs dezelfde lijnen. Bevrijd van beperkende bepalingen, richtte men in een reeks van dorpen eigen staties op: me teen in 1795 in Hoofdplaat, waar men het al eens tevergeefs eerder geprobeerd had55, in 1796 in Hengstdijk, Ossenisse en Westdorpe, in 1799 in Stoppeldijk, in 1804 in Graauw, Oostburg en Aardenburg. In 1807 werd tenslotte de bijkerk van Lamswaarde van Hulst losgekoppeld, in 1809 Boschkapelle zelfstandig ge maakt56. Over het bouwkundig resultaat van deze inspanningen zijn we slecht ingelicht. Opmerkelijk is evenwel dat de katholieken van Hoofdplaat op 16 juni 1795 slechts toestemming tot kerkbouw kregen op de voorwaarde dat het gebouw uit wendig niet als kerk herkenbaar zou zijn - alsof de oude bepalingen nog steeds van kracht waren. Het geplande torentje althans werd niet uitgevoerd. Het bouw sel dat verrees was blijkens het bestek een rechthoek van 50 bij 30 voet met drie ovale schuiframen tussen vijf steunberen, met de lange zijde parallel aan de straat. Twee jaar later werd in het verlengde ervan uit sloopmateriaal een pastorie opgetrokken57. Ook in Westdorpe (1800)58, Graauw (1804) en Boschkapelle (1811) verrezen nieuwe bedehuizen, waar men in Aardenburg nog tot 1850 met een schuilkerk in een bestaand pakhuis genoegen zou moeten nemen59. Die van Westdorpe was daarbij niet meer dan een eenvoudig zaalkerkje onder zadeldak met rechthoekige 54. Voor het voorgaande: *L35, 130-131. 55. Zie dienaangaande *L48, 60-61. 56. Deze en navolgende gegevens voor Zeeuwsch-Vlaanderen voornamelijk ontleend aan: *L29, IV, 370-661; *L45; *L25 en *L2; alsmede De Kanter Ab Utrecht Dresselhuis, Zeeland [noot 26]; Van der Aa, Aardrijkskundig [noot 22], 57. Zie *L4, 14; '*L48, 74-76. 58. Blijkens brief G aan DG, 19-5-1816 no. 1031, R.K.Ere 7, doss. 343. 59. Zie *L21, IV, 398; Van der Aa, Aardrijkskundig [noot 22], I, 25. 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 115