gels bombardement van zijn kerk beroofd was werd door Den Haag dankbaar be nut - in 1823 volgen, Zierikzee in 1828; zodoende bleef hier alleen Middelburg over76. De lutheranen behielden er van hun zes kerken dan tenminste nog vier, die alle uit het midden van de achttiende eeuw stamden: Groede (gebouwd 1743), Mid delburg (1742), Vlissingen (1735) en Zierikzee (1755); in Goes en Veere (opge heven in 1816 resp. 1818) werden hun laatste geloofsgenoten naar het schijnt eerst met predikant en al in de plaatselijke hervormde kerk ondergebracht, ver volgens van hun herder ontdaan en tenslotte, nadat het gewenningsproces kenne lijk voltooid was, als nieuwe lidmaten in de Hervormde gemeente opgenomen77. Wat de beide grootste kerkgenootschappen betreft, lijkt er in deze eerste jaren niet van een duidelijk gecoördineerd plan sprake te zijn geweest. Aanvragen om subsidie werden tot in het najaar van 1818 ad hoe behandeld, eerst nadien met het toen besloten algemene onderzoek gecombineerd. Dat waren er aanvankelijk dan ook niet zoveel. Aan katholieke zijde was dat als eerste Zuiddorpe in oostelijk Zeeuwsch- Vlaanderen, waar men met de bouwval van de in 1807 gerestitueerde middel eeuwse kerk weinig kon beginnen en de uit 1788 daterende kerkschuur door de wrakke constructie en de ingebouwde ligging niet te vergroten bleek, zodat men in 1817 dus met reden tot nieuwbouw overging. Het door het gemeentebestuur op verzoek van gouverneur J.H. Schorer (1760-1822) opgemaakte plan maakte gebruik van de resten van de gewezen dorpskerk, en voorzag in een eenvoudige rechthoekige zaal van vijf traveeën met segmentboogvensters tussen stevige steunberen in de lage, overigens sobere muren, en een minuscuul gevelruitertje aan de voorzijde. Op een begroting van 11.000 bestond daarbij een tekort van 6.000. Nadat men bij het rijk zijn nood geklaagd had, werd per KB van 11 fe bruari 1817 no. 2 de benodigde som toegewezen. Werkelijk vervelende vragen werden daarbij niet gesteld78. De kerk werd derhalve nog dat jaar gebouwd79. De tweede gelukkige was Tholen, waar het in 1795 aangekochte boerenhuis al snel niet meer voldeed en bovendien wegens geldgebrek meer en meer aftakelde, 'zoo zelfs, dat men dit kerkgebouw veeleer voor een vervallen Paardenstal kan aanzien', en men bij elke windvlaag voor instorting vrezen moest8". Nadat hier, in het kader van het saneringsbeleid van Willem I, in 1815 de laatste waalse predi kant met emiritaat gegaan en niet vervangen was, verzochten de katholieken het stadsbestuur om de aan de Grote Markt gesitueerde, uit 1562 daterende waalse kerk met het daarachter gelegen Stads Pak-, Waag- en IJkhuis af te staan. Tege lijk werd bij het Rijk ter bekostiging van één en ander een subsidie ter hoogte 76. Zie*L49,81. 77. Vgl. *L49, 88; Van Empel Pieters, Zeeland [noot 10], II, 580-581. 78. Brief G aan DG, 6-11-1816 no. 2356; idem 15-1-1817 no. 9; request GB aan K, 22-1-1817; KB van 11-2-1817 no. 2; allen in R.K. Ere 11, doss. 650 (ten dele ook in SS 370: 11-2-1817 no. K2). Daar ook het 20-12-1816 gedateerde bestek en een ongesigneerde en ongedateerde bouwtekening, bij brief van GB aan DG, 22-4-1817, aldaar, met bestek en begroting ter goedkeuring naar Den Haag op gezonden. 79. Zie *L29, IV, 656; *L45, 50; *L2, 28; Van der Aa, Aardrijkskundig [noot 22], XIII, 279. Daaren tegen geven De Kanter Ab Utrecht Dresselhuis, Zeeland [noot 26], 321, 1819 op. 80. Request KB aan K, jan 1817, R.K.Ere 17, doss. 939. Ook in SS 419: 30-5-1817 no. A2. 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 122