van 2.000 besteld81. Het zou na Oostburg het tweede bedehuis van deze geslon ken geloofsgemeenschap zijn dat in Zeeland door koop in katholieke handen kwam. Zodra toen inderdaad duidelijk was, dat er ook in de toekomst geen nieuwe waalse predikant meer zou komen, kreeg men daarvoor eveneens de medewer king van Den Haag. Ook al gebeurde deze overdracht voor liefst 1.500, en kwamen daarbij, omdat in 1809 het hele binnenwerk verwijderd was, nog eens op 5.715 begrote herinrichtingskosten. Daarvoor vroegen de belanghebbenden wegens gebrek aan eigen fondsen van het rijk het hele benodigde bedrag, en daarvan ontvingen deze toen bij KB van 17 juli 1818 no. 87 nog altijd 6.000, ofschoon de oproep van directeur-generaal Goubau om bij het opmaken van de begroting zo zuinig mogelijk te werk te gaan kennelijk nauwelijks verandering in de totale bouwkosten vermocht aan te brengen. Na een forse verbouwing, die 500 duurder uitviel dan gepland zodat men in de schulden raakte en zich even la ter andermaal in Den Haag voor bijstand meldde, werd het kerkje, van een fron ton en een spits gevelruitertje voorzien, op 12 mei 1819 ingewijd82. In Goes begonnen de katholieken op het laatst van 1814 de bouw van hun kerk, ter vervanging van de bouwvallige en bekrompen oude huiskerk, evenwel nog volledig buiten bezwaar van 's rijks schatkist - en kennelijk, gezien de vol strekte afwezigheid van enig erop betrekking hebbend stuk in het archief van R.K. Eeredienst, ook buiten bezwaar van 's rijks medeweten. Alleen de gouver neur wist er van en had er zijn toestemming voor verleend83. Daarvan vormt het voor Zeeland overigens, afgezien van de 'stille' inrichting van Slot Barbistein te Heinkenszand in deze jaren84 en de geheel op eigen krachten verrichte bouw van een grotere toren te Kwadendamme85, voorzover thans na te gaan, het enige voor beeld. Elders klopte men immers keurig bij het Rijk aan, zij het niet zozeer voor toestemming, als wel keer op keer voor geld. Maar in Goes stelde men pas toen men, al een eindweegs in het jaar 1818, ter plekke door de eigen geldmiddelen heen was geraakt, Den Haag op de hoogte. Dit ging gepaard met het verzoek om een subsidie van 4.000 om de kerk te vol tooien, daar de kosten wezenlijk hoger uitgevallen waren dan men van te voren beraamd had - 27.950 tegen 19.000. Een begroting van stadsarchitect Pieter Proos voor het resterende werk liet niet lang op zich wachten - mogelijk een re den voor ons om aan hem ook het auteursrecht op de kerk toe te kennen. Omdat de belanghebbenden zelf al 20.600 hebben uitgegeven en beloven nog eens het aanzienlijke bedrag van 3.350 in eigen boezem te vinden, steunen Gedepu teerde Staten en directeur-generaal onomwonden het verzoek. Per KB van 23 ok- 81. Ibidem. 82. Request KB aan K, jan 1817; rapport DG en BinZ aan K, 28-5-1817; en andere stukken, allen in R.K.Ere 17, doss. 939 en SS 419: 30-5-1817 no. A2; voorts Request KR aan K, jan 1818; opname rapport van metselaar Huibrecht van Hiele en timmerman Engel Witte, beide uit Tholen, 25-3-1818; brief DG aan G, 11-2-1818; brief DG aan K, 3-7-1818; KB van 17-7-1818 no. 87; alle in R.K.Ere 32, doss. 2153 (ten dele ook in SS 651: 17-7-1818 no. 87). Tekeningen van het nieuwe slanke torentje op de voorgevel en het ameublement in GA Tholen. Zie ook *L50, 14-15. 83. Vgl. request P KM aan K, mei 1818, SS 708: 23-10-1818 no. Z2 en brief GS aan DG, 23-7- 1818, R.K.Ere 35: doss. 2439. 84. In 1813 volgens *L34, 237; 1816 volgens Van der AaAardrijkskundig [noot 22], V, 356. 85. Zie *L45, 42. 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 123