tober 1818 no. 2 wordt probleemloos het gevraagde bedrag toegekend. In de loop
van het jaar 1820 wordt het werk dan voltooid86.
Het eindprodukt was, blijkens een tekening van G. Braam uit 183987, de eerste
volwaardige katholieke stadskerk van Zeeland sedert de reformatie. Ofschoon
nog - in strijd met het decreet van Lodewijk Napoleon - zonder toren, bezat de
ook overigens sober gehouden, door een hoge mansardekap afgesloten bakstenen
doos met door vlakke lisenen tussen rondboogvensters gelede zijwanden een sta
tig classicistisch witgepleisterd tempelfront. In de beste tradities van de Itali
aanse barok was hier het gevelschema van de hoofdkerk der Jezuïeten in Rome
sterk vereenvoudigd nagevolgd, met op de verdieping een scherm van gekop
pelde pilasters onder onversierd fronton, die door uitzwenkende bogen met de
vazen op de gevelhoeken verbonden zijn. De katholieke kerk van Goes staat
daarmee binnen de Nederlandse bouwkunst betrekkelijk alleen; de meest ver
wante disposities vindt men in Breda, bij de St. Antonius van Pieter Huysers
(1836-'38, met toren), alsmede in Amsterdam, bij de St. Catharina aan het Singel
uit 1817-'20ss, en vooral de Duif van Theodorus Molkenboer uit 185789.
Pogingen in andere plaatsen lopen evenwel in deze jaren meestal uit op niets.
Zonder gevolg bijvoorbeeld bleef het verzoek vanuit Westdorpe om een kleine
bijdrage in de reparatiekosten van kerk en pastorie, ofschoon door de gouverneur
ondersteund; de aanvraag bleef in mei 1816 voorlopig onbeantwoord in een mi
nisteriële bureaula liggen90.
Zonder gevolg bleef ook een eerste poging van de pastoor van Sluis van 23
oktober 1817 om de wrakke pastorie te vernieuwen en de niet minder krakkemik
kige kerk (niet meer dan een oud magazijn) te vergroten. Zij strandde voorlopig
op bezwaren van het provinciebestuur, omdat men daar wel de noodzaak van het
eerste, maar niet de noodzaak van dat laatste vermocht in te zien - de kosten er
van beliepen 17.026, tegen 3.829 voor de pastorie, en ter plaatse wilde men
daarvoor de rijksbegroting aanspreken, vandaar. En toen Den Haag daarop een
gedetailleerde begroting verlangde, reageerde de gemeente 25 oktober 1818 plots
met de opzending van een volgens haar bij nader inzien zelfs onvermijdelijk ge
worden nieuwbouwproject, onder toezegging van een minimale eigen bijdrage
van hooguit 1.000, en daarvan was het ministerie vermoedelijk nog minder ge
charmeerd. Sluis was bij de aanvang van het jaar 1819 dan ook nog steeds geen
stap verder gekomen91.
86. Request P KM aan K, mei 1818; Brief DG aan G, 23-5-1818; brief GS aan DG, 23-7-1818;
brief DG aan K, 23-10-1818; KB van 23-10-1818 no. 2; brief G aan DG, 23-11-1820; alle in R.K.Ere
35, doss. 2439, en ten dele in SS 708: 23-10-1818 no. 2. Daar ook de genoemde begroting van P.
Proos, dd. 6-7-1818 ad 2.450, plus van de schilder A. Brandt voor het resterende schilderwerk dd.
10-7-1818 ad 502. Dit contra de gebruikelijke chronologie bij *L34, 213 en *L45, 42. De inwij
dingsplechtigheid, die overigens al 22-7-1818 plaats vond, wordt beschreven in De
GodsdienstvriendI (1818), 174-175. Er was met dat doel al speciaal van kerkelijke zijde een verslag
opgemaakt; in AP 709.
87. L.J. Abelmann en J.L.van der Valk, Zo zag Goes er uitAlphen aan den Rijn 1971, afb.42.
88. Daarover: T.H. von der Dunk, 'De ontwerper van de St.Catharinakerk gevonden?', Maandblad
Amstelodamum, LXXX (1993), 83-91, met oudere literatuur.
89. Daarover: W. Kuyper, 'De inspiratie van De Duif', Jaarboek Amstelodamum, LXXI (1979), 93-
104.
90. Request P aan BinZ, 5-9-1815; brief G aan BinZ, 24-9-1815 no. 1141; beide in R.K.Ere l,doss.
51brief G aan DG, 19-5-1816 no. 1031, R.K.Ere 7, doss. 343.
91. Brief G a.i. aan DG, 13-12-1817 no. 2905; brief DG aan GS, 23-6-1818; brief KB aan DG, 25-
10-1818; alle in R.K.Ere 28, doss. 1802. Zie voor Sluis thans *L8, 8-16.
96