De volgende drie dagen wordt op het platteland van Walcheren een aantal her vormde gotische dorpskerken bezocht. Eerst een tour langs Zoutelande, Westka- pelle en Aagtekerke, waarbij uiteindelijk alleen, onder kennelijke negatie van de daarmee voor ons onbekend gebleven wensen van de andere twee, de wegens achterstallig onderhoud vervallen en door inkwartiering uitgewoonde pastorie van de eerste gemeente in het rapport voor subsidie aanbevolen wordt; de kerk zelf verkeerde nog in goede staat163. Daags daarop zijn Meliskerke en Biggekerke aan de beurt, elk met een een voudige, nog betrekkelijk gave gotische dorpskerk uit de vijftiende eeuw, waar men een bescheiden rijksbijdrage voor herstel van kerk en pastorie beide be hoeft164. Evenals in Vrouwenpolder, dat de derde dag wordt aangedaan en waar van het in 1623 als zaalkerkje met dakruiter herbouwde bedehuis bij zware wind en regen onbruikbaar, de pastorie voor de nieuwe predikant alle dagen onbe woonbaar is165. Diezelfde dag sluit men met de Grote Kerk van Veere de inspectie op Walcheren af. Wat de hervormden hier willen is simpel; herstel en herinrich ting van de Kleine Kerk op rijkskosten, dat wil zeggen het na de brand van 1686 herbouwde koor van de Grote. De commissie steunt de subsidieaanvraag166, en keert over de grote weg naar Middelburg terug. De 23e februari vertrekt men opnieuw naar Vlissingen, ditmaal voor de over steek naar Zeeuwsch-Vlaanderen. In vijf uur vaart men naar Sluis, dat toendertijd nog via het Zwin per boot bereikbaar was. Daar bivakkeert men de volgende da gen. Hier hadden hervormden én katholieken een nieuwe kerk aangevraagd. Het eerste acht men nodig, het tweede niet. Bij de eersten was immers de St. Jans- kerk in 1811 afgebrand, bij de tweeden de kerk slechts te klein geworden. Omdat bovendien de eersten op de begrote 32.000 zelf beloven 22.000 bij te dragen, en dus slechts 10.000 subsidie verlangen, terwijl de tweeden op de begrote 30.200 zelf maar 1.000 aanboden en de rest van het Rijk vroegen, steunt de commissie ondanks de dan nog altijd respectabele rijksbijdrage onverkort de her vormde plannen, en snoeit zij in de katholieke. Nieuwbouw bleek, anders dan nog een jaar eerder in het toen door de gouver neur uitgebrachte rapport beweerd, voor de roomsen van Sluis niet echt noodza kelijk, hun kerk is 'voor eene agteruitspringende vergrooting' vatbaar, die, inclu sief reparaties aan het oude deel en aan de pastorie, 8.332 zal gaan kosten: geheel voor rekening van het Rijk, want zelfs de indertijd beloofde 1.000 gaan de krachten van de gemeente te boven167. Vermoedelijk heeft Voerman er een plan 163. Pro-Memorie sub no. 8, bijl. bij brief G aan DG, 16-1-1821 no. 3, N.H.Ere 101: 11-4-1821 no. 1121. De uit de 14de eeuw daterende kerk, in 1573 door sloop van het koor verminkt en in 1737 zeer ingrijpend verbouwd, zou overigens al in 1831 ook hersteld worden, en andermaal na de storm van 29 november 1836, waarbij ca. 9000 leien van het dak vlogen. Zie I.H. Vogel-Wessels Boer, 'De Sint Catharinakerk te Zoutelande', Bulletin van de Stichting Oude Zeeuwse Kerkenno. 24 (1990), 24-26. 164. Beide kerkjes vermoedelijk uit het begin van de vijftiende eeuw. Over hen: G.J. Lepoeter, 'Biggekerke', Bulletin van de Stichting Oude Zeeuwse Kerkenno. 10 (1983), 10-12; G.J. Lepoeter, 'Meliskerke', Bulletin van de Stichting Oude Zeeuwse Kerken, no. 10 (1983), 14-16. Volgens K. Wie- lemaker, Biggekerke. Zijn burgerlijke en kerkelijke geschiedenis, Middelburg 1903, 96, werden in 1821 o.a. de vensters vernieuwd. 165. Pro-Memorie sub no. 6, bijl. bij brief G aan DG, 16-1-1821 no. 3, N.H.Ere 101: 11-4-1821 no. 1121. Over Vrouwenpolder zie: Don, 'Kerken' [noot 111], 31-33. 166. Pro-Memorie sub no. 3, bijl. bij brief G aan DG, 16-1-1821 no. 3, N.H.Ere 101: 11-4-1821 no. 1121. 167. Vgl. Pro-Memorie sub no. 24, bijl. bij brief G aan DG, 16-1-1821 no. 3, N.H.Ere 101: 11-4- 1821 no. 1121; en Pro-Memorie, bijl. bij brief G aan DG, 17-1-1821 no. 4, R.K.Ere 80, doss. 5169. 111

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 139