maakt, in het Koninklijk Besluit van 2 februari 1821 no. 82, waarin aan de der
tien betrokken katholieke Zeeuwse staties de door de gouverneur voorgestelde,
door de directeur-generaal qua hoogte licht verminderde, subsidie dan daadwer
kelijk wordt toegekend. Het werk zal nadrukkelijk onder toezicht van de gouver
neur van Zeeland geschieden, die na afloop de rekening naar het departement
dient op te sturen, conform de bestekken en begrotingen die door de inspecteur
van 's lands gebouwen in Zeeland zijn opgemaakt218. Inderdaad was geen enkel
eerder, al dan niet reeds in Den Haag ingekomen, katholiek bouwplan - voor de
hervormde sector valt dit niet na te gaan - er ongeschonden doorheen gekomen;
de enige begrotingspost die niet door de commissie-Van Citters gewijzigd was,
was die voor de aankoop van de Oostburgse pastorie.
Evenmin reden tot ontevredenheid ziet de gouverneur daar waar het de prote
stantse kerken betreft, ook al beloopt de gevraagde subsidiesom hier alles bijeen
nagenoeg het dubbele. En desondanks ook adviseert Van Doorn hier eveneens
om alle gemeenten ineens het nodige bedrag te verlenen, omdat schifting op het
punt van urgentie vrijwel ondoenlijk is. Moet men immers aan nieuwbouw, dan
wel aan vergroting, dan wel aan reparatie de voorkeur geven?
- Van den eenen kant toch beveelt zich de opbouw en uitbreiding bij voorkeur aan,
als gevraagd ten behoeve van degene, die geene of geen bruikbare gebouwen be
zitten; van de andere zijde zijn de herstellingen meer dringend, omdat de stand der
gebouwen successievelijk deteriorerende, het benodigde tot herstel grooter word,
terwijl dan weder onder de uitbreidingen kosten van herstel begrepen zijn; daarbij
komt, dat sommige gemeenten, waar de voorziening misschien anders min drin
gend zoude kunnen geacht worden uit andere bijkomende omstandigheden een be
ter aanspraak dan anderen, waar de tegemoetkoming welligt meer spoed vereischt,
op subsidie kunnen maken, en veele derzelve uit bijzonder omdat derzelver Ker
ken bevorens uit 's lands kas onderhouden worden.
En dat is ook billijk daar waar de overheid zich in het bezit van de geestelijke
goederen heeft gesteld219. Mocht dit niet mogelijk zijn dan wil hij net als bij de
katholieke kerken graag eerst een opgave van de beschikbare som voor het eerst
komende jaar220.
Ditmaal duurt het iets langer, eer het departement rapport aan de koning uit
brengt. Pallandt heeft eerst informatie ingewonnen bij het zogeheten Provinciaal
College van Toezicht, een zevenkoppig gezelschap dat, bij KB van 13 februari
1819 ingesteld, speciaal belast was met de zorg voor de kerkegoederen en kerk
gebouwen, en waarvan Van Doorn als gouverneur, en Van Citters uit hoofde van
218. KB van 2-2-1821 no. 82, SS 1140: 2-2-1821 no. 82. Voor de toegekende bedragen en hun be
stemming zie ook Bijlage IV.
219. Brief Gaan DG, 16-1-1821 no. 3, N.H.Ere 101: 11-4-1821 no. 1121.
220. Ibidem.
221. Zie P.J. Bos, Archief van het Provinciaal College van Toezicht op het Beheer van de Kerkelijke
Goederen en Fondsen van de Hervormde Gemeenten in de provincie Zeeland (1840) 1870-1950,
Middelburg 1988 (Rijksarchief in Zeeland - Inventaris 5), 5; alsmede *L49, 176.
222. Brief DG aan K, 11-4-1821 no. 1121/586, N.H.Ere 101: 11-4-1821 no. 1121. Ook in SS 1187:
2-5-1821 no. 33.
124