zijn lidmaatschap van Gedeputeerde Staten deel uitmaakten221. Maar op 11 april 1821 heeft Pallandt dan zijn verslag gereed222. De gouverneurs, zo meldt hij daarin, hebben successievelijk aan zijn verzoek om een voordracht voldaan, zij het de één helderder dan de ander. Hij was daar bij opnieuw gewaar geworden hoe groot de nood ook in zijn branche allerwegen was; en de door hem op de begroting van 1821 voorgedragen post van 200.000 zag hij dan ook gaarne goedgekeurd. Dit eens temeer 'omdat allezins het oog werd gevestigd op de aanzienlijke subsidien aan de R. Catholijken verleend'. Dat het parallel lopende onderzoek naar de staat van de katholieke kerken algemeen en publiek bekend geraakt was, had er daarbij voor gezorgd 'dat het confidentu- eel van mijne zijde als het ware kwam te vervallen'223. Toch was hem daarop maar 100.000 toegestaan, wat hem, zoals hij vervolgt, zeer in verlegenheid brengt, daar daarvan namelijk al bijna 50.000 voor de bouw van de Grote Kerk te 's-Hertogenbosch afgetrokken moet worden, en nog eens 7.000 voor het tweede deel van de subsidie voor het herstel van de Jans- kerk te Gouda, zodat maar ruim 40.000 overblijft, terwijl er vier maal zoveel nodig zou zijn om 'aan de meest billijke klagten gehoor te kunnen geven'. Zo doende was hij gedwongen tot een nadere reductie en classificatie over te gaan, en alléén die gevallen op te voeren die uiterst urgent zijn. Gezien het naderende begin van het bouwseizoen wilde hij daarmee niet langer wachten224. Pallandt was daarbij de mening toegedaan, dat van alle protestanten de Neder lands-hervormde gemeenten de voorrang dienden te krijgen, en hij hun behande ling het beste provinciegewijs kon aanpakken - en dan kwam Zeeland als eerste voor hulp in aanmerking. De nood is hier zeer hoog, en men is niet in staat er zelf in te voorzien. Op zijn rondreis afgelopen jaar had hij dat met eigen ogen ge constateerd. Wanneer men ergens aanspraak op rijkssubsidie zou kunnen maken, dan in Zeeland, en wel op grond van oude, al eerder gememoreerde verplichtin gen die samenhingen met de onteigening van de kerkgoederen meer dan twee eeuwen geleden door de staat. Bovendien hebben de forse subsidies die onlangs aan de Zeeuwse katholieken zijn gegeven tot bijzondere hoop geleid, en het was hem, directeur-generaal, dan ook zeer aangenaam dat van alle binnengekomen rapporten dat uit Zeeland zeker niet het minst bruikbare bleek225. Daar de totale door de gouverneur aangevraagde subsidie voor zover het her vormde kerken betreft 62.462 bedraagt en er voor 1821 nog maar 40.000 over is, kan evenwel slechts een deel van de Zeeuwse gemeenten in aanmerking komen. Voor de door hem als meest urgent aangemerkte gemeenten was 18.077 gevraagd, een bedrag dat hij zelf - met een beetje wringen via een soort van kaasschaafmethode - nu tot 14.000 heeft gereduceerd, waarmee ongeveer een vijfde is bespaard226. Het betreft een achttal kerken, en bovenaan staat daarbij Sluis, waarvan Pallandt de geblakerde ruïne vorig jaar in persoon heeft mogen aanschouwen. 223. Ibidem. 224. Ibidem. 225. Ibidem. 226. Ibidem. Vergelijk de bijgevoegde 'Tabelle behelzende opgave van hetgeene voor de Neder- duitsche Hervormde Gemeenten in Zeeland als subsidie wordt gevraagd tot Opbouw, uitbreiding of herstel van Kerken en Pastorijen behoorende tot het Rapport aan Zijne Majesteit van den 11. April 1821 N 1121/586', hier als Bijlage VI. 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 153