en de Watersnoodramp het einde; de meeste, daaronder ook die van Vrouwenpol
der die in 1821 bij wind en regen geheel onbruikbaar was, bestaan evenwel nog
steeds.
Wat het zevental grotere ingrepen - vergroting dan wel vervanging - aangaat
het volgende. Over de afloop in Breskens is tot dusverre niets bekend. In Hoek
werd het zeventiende-eeuwse kerkje in 1823 of 1824 hersteld en vergroot256. In
St. Annaland, waar men geld voor een inwendige vergroting had gekregen, werd,
nadat het westelijke dwarspand was gesloopt, in 1822 het leien dak door een
pannen dak vervangen en het torentje van de viering naar de voorgevel
verplaatst257 - een beslissing die in 1852 weer ongedaan zou worden gemaakt258.
In Krabbendijke werd de kerk nog in 1823 verlengd, verhoogd en van een toren
tje voorzien255.
De afwikkeling van de overige drie zaken had meer voeten in de aarde. In
Bath waren al in 1821 problemen ontstaan bij de overgave van de gebouwen in
het fort, die de hervormde gemeente als haar toekomstig onderkomen op het oog
had; zo had de magazijnmeester de kerkvoogden de toegang geweigerd, omdat
de bedoelde panden voor de opslag van oorlogsmaterieel onmisbaar waren, en de
commandant-generaal van het departement van Oorlog zich onbevoegd ver
klaarde 'om in een dier gebouwen opmetingen te laten doen, ten einde hetzelve
voor eene kerk te appropriëren'260. Het duurde zodoende nog tot 1827 eer bij Ko
ninklijk Besluit de zes beoogde domaniale gebouwen kosteloos aan de her
vormde gemeente werden afgestaan, waarna in 1828-'29 het nieuwe lang ver
langde bedehuis tot stand kon worden gebracht261.
In Wissenkerke is men er ten langen leste toch in geslaagd om conform het
oorspronkelijke voornemen tot nieuwbouw over te gaan; of dit volgens het eer
ste, op 20.405 begrote en derhalve toendertijd door de commissie-Van Citters
als te duur afgewezen plan geschiedde, is onbekend. Al in 1824 schijnt het plaat
selijk voornemen om alsnog zijn zin door te zetten in Zeeland zelf een publiek
geheim geweest te zijn262, maar twee jaar later werd ook Den Haag van de wens,
daarvoor de indertijd verleende 6.000 te gebruiken, op de hoogte gebracht, 'als
zijnde', zoals het Provinciaal College het in zijn ondersteunend schrijven formu
leerde, 'het meer doelmatig voorgekomen eenige meerdere uitgaven te doen
daardoor een goed kerkgebouw te verkrijgen, dan aanzienlijke kosten aan het
thans bestaande te impenderen waardoor hetzelve wel vergroot doch nimmer en
goed aanzien zoude verkrijgen'263. Waarom men daar nu pas mee kwam, terwijl
Van Citters - als lid van commissie én College - dit toch ook wel zes jaar eerder
had kunnen constateren, vertelt men er niet bij.
256. De Kanter Ab Utrecht Dresselhuis, Zeeland [noot 26], 313; en *L45, 50.
257. De Kanter Ab Utrecht Dresselhuis, Zeeland [noot 26], 230.
258. Blijkens staatje in N.H.Ere 1779.
259. De Kanter Ab Utrecht Dresselhuis, Zeeland [noot 26], 263; Ab Utrecht Dresselhuis, Wande
lingen [noot 11], 78; Bekkenkamp, Krabbendijke [noot 186], 6.
260. Zie brief Gaan DG, 15-11-1821 no. 3212, N.H.Ere 115: 19-11-1821 no. 3623.
261. KB van 23-6-1827 no. 132; zie staatje in N.H.Ere 1779. Besteed 6-5-1828, gewijd 30-8-1829;
zie Aarssen, Rilland [noot 185], 160.
262. Vgl. De Kanter Ab Utrecht Dresselhuis, Zeeland [noot 26], 274 over de kerk: 'waarschijn
lijk zal het geheel vernieuwd worden'.
263. Brief PC aan DG, 21-3-1826 no. 6, N.H.Ere 218: 28-3-1826 no. 4.
133