Op het departement stelde men zich deze vraag ook. Al in 1823 was in twee ter mijnen het volle pond uitgekeerd, zodat Pallandt het vreemd vindt dat men drie jaar na dato nog steeds over deze som kan beschikken, en bovendien de ge meente nu kennelijk plotseling wel tot die grote opofferingen in staat is die men van haar al in 1821 verwacht had toen zij 6.000 subsidie kreeg. Toch stelt hij zich vervolgens soepel op. Hij heeft de bepalingen van het bewuste KB nog eens bestudeerd, en geconstateerd dat de subsidie (weliswaar) bedoeld was voor her stel en vergroting, maar in de formulering - 'zo veel uittebreiden als noodig is' - veel open gelaten was, zodat het onverschillig is 'hoe groot of klein gedeelte van de oude kerk aanwezig blijft, welk aanwezig blijven toch altijd het geval kan zijn bij een nieuwe stichting', terwijl er alle vrijheid gegeven is om de beste weg te kiezen naar de beste oplossing, mits op eigen kosten'64. Met deze fraaie vondst waarmee zowel de zaak gediend als zijn eigen gezicht gered is, geeft de directeur-generaal van Hervormde Eeredienst aan de bouw plannen van Wissenkerke zijn zegen. Het jaar daarop wordt het begeerde nieuwe bedehuis reeds gebouwd, waarbij Gedeputeerde Staten toestemming verlenen om het tekort met een lening te dekken265. Over het uiterlijk ervan is weinig bekend. Blijkens een latere ansicht, na een grondige verbouwing opgenomen, was het een eenvoudig zaalkerkje onder zadeldak met vierkante gevelruiter aan de voor zijde266. Als laatste Sluis267. Hier koos men er al spoedig voor om niet de afgebrande oude kerk weer op te bouwen, maar een geheel nieuwe op te trekken. Het project was vermoedelijk van de conducteur bij Rijkswaterstaat te Oudenaarde W. van de Putte afkomstig; hij vervaardigde althans op 31 januari 1822 de begroting die, psychologisch wel doordacht, met een totale som van 32.000 exact even veel beliep als voor herbouw van de middeleeuwse kerk268. Op 4 februari 1823 voor 28.000 aanbesteed269, voorzag dit plan in een kruiskerk met gelijke armen en een bescheiden torentje op de viering. Het stond geheel in de geijkte protestantse traditie die met de Amsterdamse Noorderkerk van Hendrick de Keyser in 1620 aangevangen was, in het nabije Sas van Gent in 1750 zijn meergemelde pendant in de vorm van de schepping van David van Stolk gekregen had, en juist in deze jaren (1820-'21) een herziene oplage beleefde in de monumentale Grote Kerk van 's-Hertogenbosch, van de hand van de hoofdstedelijke bouwmeester Jan de Greep70. In Sluis werd zijn evenknie al in 1824 voltooid. Ook deze kerken gingen lang mee, al bestaat er heden ten dage niet één meer van. Pas tegen de eeuwwiseling vielen de meeste slachtoffers. Als eerste maakten die van Bath en St. Annaland voor nieuwe plaats, in 1891 respectievelijk 1899. In Hoek verrees de opvolger in 1906, in Krabbendijke in 1914, in Breskens in 1924. Die van Sluis werd in 1944 bij de aftocht van de Duitsers verwoest. Als laatste werd tenslotte in 1969 het kerkje van Wissenkerke gesloopt271. 264. Brief DG aan PC, 28-3-1826 no. 4, N.H.Ere 218: 28-3-1826 no. 4. 265. Zo *L45, 40; de lening, waarvoor bij besluit van GS van 20-6-1827 no. 4 toestemming werd gegeven, bedroeg volgens staatje in N.H.Ere 1779 2.900. 266. Vgl. Van Strien, Wissenkerke [noot 203], foto no. 1. 267. Hierover uitgebreider: *L8, 13-14. 268. Begroting, dd. 31-1-1822, bijl. bij brief PC aan DG, 14-12-1822 no. 97, N.H.Ere 139: 18-12- 1822 no. 3912. 269. De Kanter Ab Utrecht Dresselhuis, Zeeland [noot 26], 280. 270. Daarover: N.K.van den Akkrt, 'De Grote Kerk', Boschboom Bladeren, no. 21 (1977), 57-65. 271. Van Strien, Wissenkerke [noot 203], bij foto no. 1. 134

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 162