nen enkele jaren overal het werk volvoerd en aan het Rijk over de kosten verant
woording afgelegd, het laatst in Middelburg in 1825275. Waar het kleinere herstel
werkzaamheden of verbouwingen betrof, zijn wij slecht over de aard ervan inge
licht. In Graauw schijnt bij de opknapbeurt ondermeer het eerst naast de kerk
staande torentje op het kerkdak geplaatst te zijn276.
In Vlissingen en Tholen betrof het de voltooiing van de in 1818 begonnen ver
bouwing van de kerk, die vermoedelijk ook in beide gevallen in 1822 werd afge
rond277. Over het eindresultaat is in het eerste geval niets bekend; in Tholen
pronkte het katholieke kerkje aan de Markt sedertdien met een sobere classicisti
sche gevel, met eenvoudig pilasterportaal, kaal fronton en simpel slank vierkant
klokketorentje op het daarachter oprijzende schilddak278. Ook in Oostburg werd
in 1822 de kerk met ruim de helft in de lengte vergroot, en van een nieuwe voor
gevel met ditmaal aanmerkelijk plomper houten gevelruitertje voorzien279.
Dat het overigens in sommige gevallen toch nog even geduurd had, eer het tot
daden kwam, was, zoals de gouverneur reeds in de zomer van 1821 kon schrij
ven, gelegen in het feit dat sommige gemeenten al kort na de verlening van de
subsidie meenden aan het toegekende bedrag niet voldoende te hebben, of meer
wilden uitvoeren dan eerst was opgegeven - iets waartegen Van Doorn geen be
zwaar had gehad zolang men het allemaal zelf betaalde28".
Maar dat was nu juist in sommige gevallen het probleem. Ossenisse kon de
kleine uitbreiding van de plannen, waartoe men al spoedig besloot, nog wel zelf
opbrengen281. Oostburg hield bij de aankoop van de pastorie zelfs nog een forse
duit over, waarmee men eerst met koninklijke goedkeuring het huis herstelde282
en vervolgens, toen ook de besteding van de vergroting van de kerk nog eens
zeer gunstig uitviel, met het tweede restant met instemming van de gouverneur
(omdat zo een 'regelmatig, voegzaam en wel ingerigt kerkgebouw' tot stand
kwam) het bedehuis verder verfraaide283. Zelfs de minister van Financiën, anders
altijd alert op overbodige luxe, zag hier geen reden om inzake deze verfraaiingen
bezwaar aan te tekenen, 'daar de som hier voor uitgetrokken, gedeeltelijk zoo het
275. Vgl. de 'Stand der afrekening wegens de door Zyne Majesteit verleende subsidien uit 's Rijks
kas. tot opbouw of herstelling van Roomsch-Catholyke Kerken en Pastorijen', bijl. bij brief GS aan
BinZ, 7-8-1828 no. 2, R.K.Ere 296: 11-8-1828 no. 97. Zie voor Vlissingen (22-1-1823) R.K.Ere 120,
doss. 7607; voor Tholen (23-1-1823) R.K.Ere 120, doss. 7607; voor Aardenburg (27-3-1823)
R.K.Ere 125, doss. 8174; voor Hoofdplaat (29-7-1823) R.K.Ere 125, doss. 8174; voor Hengstdijk (4-
11-1823) R.K.Ere 125, doss. 8174; voor Ossenisse (4-11-1823) R.K.Ere 125, doss. 8174; voor Oost
burg R.K.Ere 152: 18-3-1824 no. 6; voor Philippine R.K.Ere 152: 28-3-1824 no. 8; voor Graauw
R.K. Ere 158: 25-6-1824 no. 15; voor Middelburg R.K.Ere 187: 22-7-1825 no. 12.
276. Zie *L29, IV, 433; Van der Aa, Aardrijkskundige [noot 22], IV, 750.
277. Voor Vlissingen zie: *L29, IV, 466; Van der Aa, Aardrijkskundige [noot 22], XI, 781. In Tho
len werd de eindrekening 23-1-1823 opgezonden (R.K.Ere 120, doss. 7607).
278. Foto in GA Tholen; bouwtekeningen voor torentje en onderdelen van het interieur in PA Tho
len, inv. nr. 66 en 68.
279. Zo *L29, IV, 542; *L2, 27; Van der Aa, Aardrijkskundige [noot 22], VIII, 486. Voor het eind
resultaat zie Aalbregtse, Oostburg [noot 67], foto 28.
280. Brief G aan DG, 23-7-1821 no. 51, R.K.Ere 99, doss. 6127.
281. Zie brief DG aan G, 29-7-1822, R.K.Ere 119, doss. 7514; brief G aan DG, 4-11-1823 no.
4677, R.K.Ere 125, doss. 8174.
282. Zie brief G aan DG, 23-4-1822 no. 1041, R.K.Ere 64, doss. 4335; KB van 8-7-1822 no. 136,
R.K.Ere 64, doss. 4335 (Ook in: SS 1454: 8-7-1822 no. 136).
283. Brief DG aan G, 12-12-1822 no. 3963, R.K.Ere 120, doss. 7607; goedgekeurd bij KB van 29-
1-1823 no. 92, R.K.Ere 120, doss. 7607 (Ook in SS 1587: 29-1-1823 no. 92).
136