schijnt, tot verbeteringen moet strekken welke met de vergrooting der kerk in een nauw verband zou kunnen staan, en dus welligt ook in de termen zouden vallen, om uit de tegemoetkoming te kunnen worden voldaan; doch wat daarvan ook zijn moge, de som eenmaal gegeven zijnde, en althans besteed zullende worden aan uitgaven, niet zoo geheel vreemd aan het oogmerk waartoe dezelve is ver gund', dient men het subsidiebedrag zijns inziens hier ongemoeid te laten284. Maar elders vroeg men, in strijd met de afspraken van het Koninklijk Besluit van 2 februari 1821 alsnog binnen de kortste keren extra subsidie aan285. Zo in Aardenburg, waar men de pastorie na herstel nu ook wilde vergroten - Goubau wijst rijksbijstand af, de gemeente heeft zelf geld genoeg286. Zo in Sluis, waar men, nu de subsidie binnen is, reeds in de zomer van 1821 weer laconiek het oude, door de commissie-Van Citters doorkruiste voornemen om een geheel nieuwe kerk te bouwen voortzet en, als de gouverneur daar na enige aanvanke lijke aarzeling toch mee instemt omdat zo 'de R.C. gemeente nog meer geheel gelijker zal staan met de Hervormde Gemeente' die immers ook een nieuwe kerk mocht bouwen287, vervolgens een jaar later het binnenwerk ad 4.755,58 bij het departement declareert. Waarna de directeur-generaal er op wijst dat de beno digde meubelen veel goedkoper aan te schaffen moeten zijn, 'daar er genoeg zame gelegenheid bestaat, om dezelve afkomstig van gesupprimeerde kloosters voor weinig geld aan te koopen' en de hand dientengevolge andermaal op de knip houdt288. Zo ook tenslotte in IJzendijke, waar men, door het voorbeeld van Sluis aange stoken, medio 1823 nu eensklaps óók van de geplande vergroting afziet en tot al gehele nieuwbouw wil overgaan, aangezien het vergrotingsplan de kerk 'meer op een kalklogie, dan op een tempel aan den openbaren godsdienst gewijd' zou doen lijken289, en daarvoor omdat een dergelijke onderneming de eigen krachten verre te boven gaat het rijk om liefst 14.000 verzoekt - wat dan eveneens door Gou bau als buitengewoon onmatig afgewezen wordt. Dat zij daar nu eerst mee kwa men was, zo beweerden de belanghebbenden, omdat indertijd zo op bezuiniging aangedrongen was290 - net als bij Sluis bleek dit dus averechts gewerkt te hebben. Alleen is Goubau hier, gezien het financiële offer dat nu van hem verlangd wordt, aanmerkelijk minder toeschietelijk. Het plan, opgemaakt door een archi tect uit Brugge en sterk verwant aan dat, wat in deze jaren in Sluis wél tot uitvoe ring werd gebracht, was hem met een begroting van 20.239,53 - een bedrag dat later bovendien nog beduidend te laag geschat bleek - veel te duur291. Was het 284. Brief Fin aan K, 26-1-1823, SS 587: 29-1-1823 no. 92. 285. Zie brief DG aan K, 24-8-1823, R.K.Ere 130, doss. 8641. 286. Ibidem. In 1826 onderneemt men echter een geslaagde poging om een grotere pastorie te hu ren, en de huurprijs door de overheid te laten voldoen. Zie brief GS aan BinZ, 17-11-1825 no. 12, R.K.Ere 214: 28-7-1826 no. 30; brief N.H.Ere aan K, 28-3-1826 no. 18, R.K.Ere 214: 28-7-1826 no. 20; brief DG aan K, 28-7-1826 no. 20, R.K.Ere 214: 20-7-1826 no. 20; KB van 30-1-1827 no. 125, R.K.Ere 258: 26-1-1827 no. 90 (Ook in SS 2658: 30-1-1827 no. 125). 287. Brief G aan DG, 8-5-1822 no. 1012, R.K.Ere 119, doss. 7514. 288. Ibidem. 289. Geciteerd naar *L3, 13. 290. Zie brief G aan DG, 10-11-1823 no. 4844, R.K.Ere 128, doss. 8449. 291. Bouwplan als bijl. bij request KB aan K, 28-10-1827, R.K.Ere 163: 11-9-1824 no. 11idem bij request P KM aan K, 12-3-1833, R.K.Ere 431: 25-3-1833 no. 660/1, Begroting van 1823: bijl. bij brief KB aan DC, 30-8-1823, R.K.Ere 128, doss. 8449; gecorrigeerd in 1835 tot 26.768; zie brief I aan Hl, 31-7-1835 no. 231, R.K.Ere 460: 31-8-1835 no. 2231/9. 137

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 165