In Koewacht werd de in 1829 gevraagde subsidie om de kerk achterwaarts te
verlengen, nadat ook hier het opzetje van Den Haag om de gemeente te laten fu
seren mislukt was305, ook vrijwel zonder mankeren het jaar daarop verleend306.
Zuiddorpe zag eveneens na een jaar de bede uit 1829 om rijksgeld voor de her
stelling van het door noodweer beschadigde dak en het aanbrengen van een pla
fond verhoord307. Het kerkbestuur van Hontenisse meldde zelfs keurig het voor
nemen aan om het houten gewelf van de kerk te vervangen zonder dat men daar
onderstand voor vroeg bij het departement308 - en stuitte daar dan ook op generlei
bezwaren.
Toch waren er voor sommigen in deze jaren ook onneembare drempels. Toen
men in 1825 in St. Jansteen de kerk nieuw wilde bevloeren, nadat de helft al aan
gelegd was tot de ontdekking kwam dat men voor de andere helft geen geld meer
had, en voor het tekort op Den Haag een beroep deed309, ontstond er een pro
bleem. Goubau liet weten dat de koning in afwachting van het Concordaat met
de paus en de daaruit voortvloeiende, nog hoogst ongewisse reorganisatie van de
katholieke kerk in de noordelijke helft van het Verenigd Koninkrijk, 'niet kan
treden in het verleenen van Onderstanden tot het stichten van geheel nieuwe of
tot het vergrooten of doen van aanzienlijke herstellingen, aan R.C. kerkgebou
wen, doch dat Hoogstdezelve niet ongenegen is om, daar, waar zulks onontbeer
lijk mogt bevonden worden, subsidie toe te staan, tot het verrigten van geringe
reparatien, ten einde de kerken in haren tegenwoordigen Staat te houden, en der-
zelver verdere detoriatie voor te komen'310 - en dat dus een overbodige uitgave
als deze door de statie zelf opgebracht moet, en gezien het geringe ontbrekende
bedrag ook opgebracht kan worden3". Ook hier was overigens tussendoor de ken
nelijk automatische, maar wederom zinloze vraag gesteld, of de statie niet in een
naburige op kon gaan312.
305. Brief DG aan G, 19-2-1830, R.K.Ere 381: 19-2-1820 no. 29; brief G aan DG, 26-5-1830 no.
4361, R.K.Ere 390: 31-5-1830 no. 16.
306. KB van 17-7-1830 no. 1, R.K.Ere 396: 23-7-1830 no. 2 (Ook in SS 3432: 17-7-1830 no. 1).
De vergroting was begroot op 3.740; zie request KB aan K, 26-3-1829, SS 3432: 17-7-1830 no. 1.
De gouverneur had afgeraden dit hele bedrag te geven en een subsidie van slechts 1.000 voorge
steld; zie brief G aan BinZ, 3-12-1829 no. 11189, R.K.Ere 330: 8-12-1829 no. 69. Het departement
had dit bedrag overgenomen; zie brief DG aan K, 19-6-1830 no. 24, R.K.Ere 392: 19-6-1830 no. 24
(Ook in SS 3432: 17-7-1830 no. 1); zodat dit ook in het KB terecht kwam, ondanks negatief advies
van Financiën, dat de financiering van de rest veel te onzeker achtte; zie brief Fin aan K, 7-7-1830
no. 65/700, SS 3432: 17-7-1830 no. 1.
307. Zie brief G aan DG, 31-8-1830 no. 8035, R.K.Ere 400: 3-9-1830 no. 9; KB van 18-9-1830 no.
15, R.K.Ere 401: 22-9-1830 no. 1. Bij request van P KM aan K, augustus 1829, SS 3466: 18-9-
1830 no. 15, werd het door architect J. Bresous opgestelde, en op 1.617,89 begrote, herstelplan in
gestuurd, waarbij het tekort 717,89) als subsidie gevraagd werd. Op het door Den Haag overgeno
men voorstel van de gouverneur, die het plafond overbodig oordeelde (zie brief DG aan K,
15-9-1830, R.K.Ere 401: 15-9-1830 no. 5, SS 3466: 18-9-1830 no. 15), werd per KB 400 als subsi
die verstrekt.
308. Request KB aan K, 2-3-1829, R.K.Ere 311: 21-3-1829 no. 61; Disp. BinZ, 3-6-1829, R.K.Ere
317: 3-6-1829 no. 75.
309. Zie request P KM aan K, 21-6-1825, SS 2406: 11-1-1826 no. 54.
310. Brief DG aan G, 22-8-1825, R.K.Ere 189: 22-8-1825 no. 14.
311. Aldus een half jaar later Goubau in brief DG aan K, 3-1-1826, R.K.Ere 200: 3-1-1826 no. 8
(Ook in SS 2406: 11-1-1826 no. 54. Men kwam volgens eigen opgave nog 500 tekort; zie request P
KM aan K, 21-6-1825, SS 2406: 11-1-1826 no. 54. De gouverneur had wél nog een subsidie van
250 voorgesteld; zie brief G aan DG, 19-11-1825 no. 9980, R.K.Ere 196: 21-11-1825 no. 7.
312. Brief DG aan G, 22-8-1825, R.K.Ere 189: 22-8-1825 no. 14.
141