magistraat van Hulsterambacht behoorde tot de eischers'8. Het document is een
genaaid katern dat bestaat uit 22 handgeschreven folio's, formaat A4. De folio
nummers zijn later aangebracht. De schrijver heeft in zijn lang betoog tussen af
geronde gedeelten (artikelen) steeds een kleine ruimte opengelaten. Het gaat hier
zeker niet om een afschrift of om een minuut, er is namelijk geen plaats in de
marge gelaten voor opmerkingen (apostilles)9. Er staan ook geen handtekeningen
onder het stuk. Als we naar de aard van de bron kijken dan blijkt het om een in
structie te gaan die voor een dijkinspectie ter plaatse bestemd was. Wat betekent
dit?
De gelanden in een evering onderhielden niet alleen regelmatig hun zeedijken,
maar lieten deze ook regelmatig inspecteren. Dit gebeurde meestal enkele malen
in het jaar tijdens het schouwen van de werken. Het was een gewone bezigheid
waarvan zelden rapport werd opmaakt. Dit schouwen vond normaal tweemaal
per jaar plaats, eenmaal in het voorjaar en eenmaal in het najaar. Soms werd van
een zomer- en een winterschouw gesproken of een zomer- en winteraanbesteding
die dan op de schouw volgde. Onder aanbesteding verstaan we in dit geval het
aanbesteden van het halfjaarlijkse dijkonderhoud10. Zowel de dijkschouw als de
aanbesteding van de dijken of het onderhoud daarvan vinden we in de dijkreke-
ningen terug.
Regelmatig werden bepaalde dijkstukken in de Vier Ambachten op grondige
wijze geïnspecteerd, of zoals men tijdens de zestiende en voorgaande eeuwen
zei: 'gevisiteerd'. Naast de eigen schout en dijkschepenen gingen dan ook water
staatdeskundigen van elders" mee langs de zeedijken, watergangen, heulen en
sluizen. Dit gebeurde wanneer er flinke schade was of in geval van dijkbreuk. In
zo'n geval werd vrijwel altijd een rapport opgemaakt12. Vooraf kregen deze des
kundigen een instructie mee, waarin stond waar men ter plaatse speciaal op
moest letten. Een dergelijke instructie moet naar alle waarschijnlijkheid zijn op
gesteld in gezamenlijk overleg tussen de plaatselijke schout, ontvanger en land
meter, die een beroep op de landsregering deden om bijstand in hun strijd tegen
het zeewater. Niet zelden werden allerlei suggesties gedaan ter verbetering van
de waterstaat, mogelijkheden aangedragen om de schade te herstellen of alleen
8. Meerkamp van Embden, o.c., 154.
9. Het maken van een aantekening in de marge, de zogenaamde apostille was in de zestiende eeuw
reeds een normaal gebruik om teksten of ontwerpteksten aan te passen. De minuten van de regerings
raden (o.a. de Raad van State), maar ook de ontwerpresoluties van onder meer de Staten van Vlaan
deren, de Staten-Generaal, etc. waren reeds zo opgesteld, dat de ontwerptekst overwegend in een
smalle kolom op de rechter helft van een blad papier werd geschreven, zodat de linker marge ruimte
bood voor marginale opmerkingen of randopmerking. Wanneer de aantekening in de marge een be
sluit verwoordde dan werd er een datum bij gezet. Lagere bestuursorganen verwezen dan naar het ge-
apostilleerd besluit van het hogere bestuursorgaan. Algemeen Rijksarchief (ARA) Brussel, Staat en
Audiëntie, inv.nr. 1799, correspondentie met Vlaanderen, 1583.
10. Rijksarchief Gent (RAG), fonds Boudelo, inv.nrs. 2489 e.v. betreffende het onderhoud van de
Boudelodijk vanaf 1510. Vgl. ook Gemeentearchief Axel, oud-archief inv.nr. 652-D, rekening van de
dijken in het Kwartier van Terneuzen, 1577. De uitdrukking dat er bestedinghe is gedaan, heeft in de
zestiende-eeuwse dijkrekeningen in de meeste gevallen betrekking op de aanbesteding van het half
jaarlijkse dijkonderhoud.
11Daarbij valt te denken aan functionarissen als de baljuw van Oud-Vossemeer, de burgemeester
van Bergen op Zoom, A. Blancx (Zuid-Beveland) en functionarissen van de West-Watering (Walche
ren). Dit waren personen die op het gebied van de waterstaat een specifieke deskundigheid hadden
ontwikkeld. Zie ook hierna noot 34.
12. RA Gent, fonds Boudelo, inv.nr. 2699.
5