brengen, was uiteraard niet nieuw15. Deze praktijk was overigens evenmin ty
pisch Vlaams, maar kwam ook in Zeeland en Holland voor"'. Welnu, bij octrooi
van 11 mei 1559 werd besloten tot de aanleg van de rijswerken bij Terneuzen,
waarbij de verdeling van de kosten zo was geregeld, dat er van het Hulsteram
bacht nog geen bijdrage werd verlangd17. Maar in het daarop volgende octrooi
van 28 januari 1561 werd het ambacht niet meer ontzien. Hulsterambacht moest
'by provisie' een bedrag van 3000 ponden groten Vlaams in de kosten van de
aanleg van genoemde rijswerken bijdragen18. Dit besluit vormde de aanleiding tot
het opposeren van Hulsterambacht tegen het meebetalen in de constructie van
zeewerken die zelfs ver buiten het ambacht lagen. Hulsterambacht zag hierin de
zoveelste poging om het ambacht op flinke kosten te jagen. Tijdens het derde
kwart van de zestiende eeuw waren de financiële lasten van het ambacht name
lijk al zeer sterk gestegen. Het ging hier voornamelijk om lasten in de vorm van
beden voor de vorst, een tiende penning in 1559 en leveranties van wagens ten
behoeve van de oorlog van enkele jaren eerder19.
De magistraat van Hulsterambacht nam gerechtelijke stappen om zich aan het
meebetalen aan de rijswerken te onttrekken. De schepenen richtten zich tot een
hoger gezag, onder meer tot de vorst en tot de Raad van Vlaanderen. Het oor
spronkelijke verzoek van Hulsterambacht moet eerst het hof in Brussel hebben
bereikt, waar het terecht kwam bij de regeringsraden. Deze raden delegeerden
een dergelijk verzoek aan de Raad van Vlaanderen die dan opdracht kreeg een
nader onderzoek in te stellen. De Raad van Vlaanderen hield zich als hof van be
roep dan ook bezig met geschillen die tussen besturen en ambtsdragers onderling
rezen. In dit bijzondere geval ging het om een geschil tussen de magistraat van
Hulsterambacht die zich tot spreekbuis van de gelanden in zijn ressort had ge
maakt enerzijds en anderzijds de door de vorst aangestelde commiezen die belast
waren met de aanleg van de nieuwe kustverdedigingswerken bij Terneuzen20.
Zo hadden Hulst en Hulsterambacht direct nadat het octrooi van januari 1561
was bekend gemaakt een verzoekschrift aan de Raad van State gestuurd. De
15. M.K.E. Gottschalk, De Vier Ambachten en het Land van Saaftinghe in de Middeleeuwen (Assen
1984) 529. Vgl. ook P. Dieleman, Het Quartier van Terneuzen (z.pl. z.d.).
16. H.A. Diederiks, 'De Huigendijk. Enige opmerkingen naar aanleiding van een kaart uit 1565 van
landmeter Laurens Pietersz.', Holland, Regionaal Historisch tijdschrift (1970) 17. C. Hoek, 'De rege
ling van het dijkonderhoud in Schieland', Holland, Regionaal-historisch Tijschrift (1972) 273-294.
A.M. van der Woude, Het Noorderkwartier. Een regionaal historisch onderzoek in de demografische
en economische geschiedenis van westelijk Nederland van de late Middeleeuwen tot het begin van de
I9e eeuw (Utrecht 1983) 40-42. Zie in het bijzonder de literatuur over de opkomst van de hoogheem
raadschappen in Holland. P.A. Henderikx, 'De oprichting van het hoogheemraadschap van de Alblas-
serwaard in 1277', Holland, Regionaal Historisch Tijdschrift (1977) 212- 222. A.J. Busch, 'De Al-
blasserwaard 700 hoogheemraadschap', Holland, Regionaal Historisch Tijdschrift (1977) 223-240.
Zie ook H. van der Linden, 'Een nieuwe overheidsinstelling: het waterschap circa 1100-1400', Alge
mene Geschiedenis der Nederlanden (Haarlem 1983) dl. 3, 60-77.
17. ARA Brussel, Acquits de Lille (AdL), portefeuille 984. Hierin de rekening van de rijswerken
van mr. Hellin van Steelandt, 1559/60, afgehoord op 10 april 1561 te Axel. Voor in deze rekening een
afschrift van het octrooi van 12 mei 1559.
18. ARA Brussel AdL, portefeuille 984, afschrift octrooi van 28 januari 1561
19. J. Craeybeckx, 'Apercu sur l'histoire des impots en Flandre et au Brabant au cours du XVIe siè
cle', Revue du Nord, 1947, 87-108. Vgl. M. Baelde, 'Financiële politiek en domaniale evolutie in de
Nederlanden onder Karei V en Filips II (1530 - 1560)', Tijdschrift voor Geschiedenis, 1963, 14-33.
Vgl. in het bijzonder voor Hulsterambacht de ambachtsrekeningen, ARA Brussel, Rekenkamer (RK),
inv.nrs. 43529, e.v.
20. J. Buntinx, Inventaris van het Archief van de Raad van Vlaanderen (Brussel 1964) dl. 1, 17 e.v.
7