saris op. In het document werd hij als ontvanger-generaal en raad van koning Philips II aangeduid33. In technisch opzicht was het drietal op het terrein van de waterstaat niet goed onderlegd. Als deskundigen konden zij zich dan ook zeker niet meten met lieden als Andries Vierlingh, Jan Adriaenz. Blancx of de reeds overleden Nicasius Claissone34. Uit het feit dat de delegatie, die de dijken kwam visiteren niet uit technisch deskundigen van groot formaat bestond, kan worden afgeleid dat de vi sitatie niet tot doel had de waterstaat van het Hulsterambacht op een aantal tech nische punten te verbeteren, maar de vorst slechts een indruk te geven van de slechte staat waarin de waterstaat zich bevond in dit poldergebied langs de Honte. De drie vertegenwoordigers van de rijswerken bij Terneuzen waren mr. Hellin van Steelandt, Jan de Vos (Janszn.) en Gheleyn Soete. Zij werden in die functie benoemd in 155935. Zij waren bij de bewuste schouw van de dijken - al thans volgens het visitatieverslag - niet aanwezig. Waarom zij verstek lieten gaan, is niet geheel duidelijk. Of heeft dit te maken met het feit dat zich dan een der rijscommiezen in een vrij netelige positie zou bevinden? Mr. Hellin van Stee- landt was namelijk ook baljuw en ontvanger van de Polder van Namen, waartoe de Speyerspolder, de Middel- en Speelmanspolder en Merlemont behoorden en juist die gebieden hadden alle voordeel bij een verlichting van dijklasten36! De betrouwbaarheid van de instructie/het visitatierapport uit 1562 en zijn belang voor de historische geografie van Hulsterambacht tijdens de zestiende eeuw Aangezien het betoog eigenlijk een processtuk is, lijkt het bij voorbaat verdacht. De klagende partij zou ongetwijfeld allereerst aan het eigen belang denken. Dat impliceert dat de toestand waarin de dijken van Hulsterambacht zich in 1562 be vonden veel slechter zou kunnen worden voorgesteld dan dat deze in werkelijk heid wel was. De grote gelanden zouden ook de dijkrekeningen van de afgelopen 33. L. Gachard, A. Pinchart, A. Nelis, Inventaire des archives des Chambres des comptes (Brussel 1837-1931) 6 dln., hiervan dl. 4 inv.nrs. 27734-27744: Beden van Vlaanderen over de jaren 1561- 1572; dl. 6, inv.nrs. 47975 (1565/66) en 48843. 34. Andries Vierlingh heeft zijn hele leven gewerkt op het terrein van de waterstaat in het gebied tussen Zevenbergen en Antwerpen. Zijn kennis van de loop der stromen en rivieren in het Deltage bied van de Schelde was voor de stad Antwerpen aanleiding om regelmatig zijn adviezen in te win nen over de ontwikkeling van de Antwerpse haven in de toekomst. J. de Hullu en A.G. Verhoeven (ed.), Andries Vierlingh, Tractaet van Dyckagie ('s-Gravenhage 1920) (Rijksgeschiedkundige publi- catiën, Kleine serie, nr. 20). Vgl. ook B. Augustyn, Zeespiegelrijzing, transgressiefasen en stormvloe den in maritiem Vlaanderen tot het einde van de XVIde eeuw. Een landschappelijke, ecologische en klimatologische studie in historisch perspektief 2 banden (Algemeen Rijksarchief Brussel 1992) hiervan dl. 1, 161-223. Nicasius Claissone is een typische voorbeeld van een carrièremaker uit de 16de eeuw. Van locale ontvanger in de Vier Ambachten werkte hij zich voornamelijk via huwelijk op tot raadsheer in de Raad van Vlaanderen (Gent) en tenslotte tot raad in de Raad van Financiën (Brus sel). Zie over Nicasius Claissone: Van Peteghem, o.c., 341-345. Jan Adriaanszn. Blancx was dijkgraaf van de Watering Bewesten Ierseke. Zie C. Dekker, Zuid-Beveland. De historische geografie en de in stellingen van een Zeeuws eiland in de middeleeuwen (Assen 1971) 550-552, 614-616, passim. 35. ARA Brussel AdL, portefeuille 984, rekening van de rijswerken bij Terneuzen van mr. Hellin van Steelandt, naar aanleiding van het octrooi van 12 mei 1559. De rekening werd op 10 april 1561 te Axel afgehoord. Krachtens octrooi van 28 januari 1560 werden de drie commissarissen herbenoemd. 36. ARA Brussel RK, inv.nrs. 27982-28003, 1 oktober 1536 tot en met 30 september 1562. Met name uit de opmerkingen aan het eind van zijn 22e rekening (28003) wordt de belangenverstrenge ling pas goed duidelijk. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 38