opzichte van zijn zoveel machtigere Hollandse ambtgenoot zullen ongetwijfeld
een belangrijke rol gespeeld hebben20, maar zijn prinsgezindheid lijkt toch vooral
een kwestie van overtuiging21.
Van enige bijzondere relatie of persoonlijk (familie)contact tussen de beide de
Huyberts en leden van Zierikzeese regentenfamilies blijkt tijdens de hierna be
schreven periode niets. Integendeel lijkt het wel; in Zierikzee stond men in 1668
nogal gereserveerd tegenover het beleid van de raadpensionaris en bijvoorbeeld
het verlenen van een militair ambt aan de prins werd daar 'vooralsnog ontijdig'
genoemd22.
DE GEBEURTENISSEN
Afdanking van troepen
Voor de Statenvergadering van Zeeland was 1668 een bijzonder tumultueus jaar.
Het was begonnen met een maandenlang durende competentiestrijd tussen twee
Veerse facties die begin januari allebei gedeputeerden naar Middelburg gestuurd
hadden. Het al sinds 1664 voortwoekerende conflict23 was pas halverwege het
jaar, na intensieve bemoeienis van de Staten en de prinselijke raadsheren Con-
stantijn Huygens en Laurens Buysero, geëindigd met een (naar later blijken zou
tijdelijke) nederlaag van de factie Mauregnault.
Toen daarna pas in augustus/september een begin kon worden gemaakt met de
afhandeling van de voor het gewest zo belangrijke militaire begroting, ontstond
onmiddellijk een nieuwe controverse, die volgens Wagenaar24 de reden moet zijn
geweest voor de hier beschreven confrontatie met Zierikzee. Uit de lokale Raads-
notulen25 blijkt inderdaad dat deze stad al geruime tijd ontevreden was over het
ondoorzichtige en naar het scheen nonchalante financiële beleid van de provin
ciale regering.
In de Statenvergadering van 15 september, tijdens een bespreking over de
eventuele afdanking van boven de normale sterkte aangenomen troepen, was
door Zierikzee en Goes voorgesteld om niet alleen die vermindering onmiddel
lijk door te voeren, maar bovendien de sterkte van alle 31 Zeeuwse compagnieën
zo spoedig mogelijk te verminderen van 60 naar 50 koppen. De andere steden
vonden echter dat besluitvorming hierover pas in een later stadium kon plaats
vinden en hadden daarom geweigerd zich uit te spreken.
Op 13 oktober kwam de raadpensionaris op de zaak terug. Hij signaleerde dat
er inmiddels al een achterstand van 9 maanden26 in de soldijbetaling was ontstaan
en een beslissing dus niet langer kon worden uitgesteld. Met betrekking tot de
vermindering van de sterkte per compagnie stelde hij voor om die geleidelijk
20. Geyl, Oranje en Stuart, 220.
21. Al in 1652 had hij in contact gestaan met de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau
(J.W.v.Sypesteyn, Geschiedkundige Bijdragen I, 199)
22. Gemeentearchief Schouwen en Duiveland (GASD), Stadsarchief Zierikzee, (SAZ) inv.nr.7,
raadsnotulen 13 mei 1668.
23. De bijzonderheden zijn te vinden in een artikel van N. Japikse in De Navorscher, jrg. 1904.
24. Deel XIII, p.413.
25. GASD, SAZ, inv.nr.7, 13 augustus 1668.
26. Zogenaamde lange' maanden van 42 dagen. De achterstand bedroeg £.6000.
46