door te voeren. De uiteenlopende standpunten van de leden maakten echter een beslissing nog steeds onmogelijk en twee dagen later, na opnieuw een lange en vruchteloze discussie, verklaarden de gedeputeerden van Zierikzee, gesteund door die van Goes, dat zij 'na het uitbrengen van hun advies, voornemens waren naar hun lastgevers terug te keren voor ruggespraak en deze bij die gelegenheid te informeren over de naar hun oordeel onbehoorlijke manier waarop de andere vier steden getracht hadden om hun zin door te drijven'27. De volgende ochtend bleken de delegaties van Goes en Zierikzee inderdaad afwezig. Alleen de Zierikzeese Gecommitteerde Raad Stavenisse was er nog, maar na verklaard te hebben dat hij alleen was gebleven voor de vaststelling van de notulen was ook hij vertrokken. Uit de verdere afhandeling van deze kwestie blijkt duidelijk dat het conflict met Goes blijkbaar toch minder ernstig was dan dat met Zierikzee en inderdaad alleen betrekking had op de gewenste omvang en snelheid van troepenverminde ring. Toen op 10 november in de Statenvergadering de details van de benoeming van de heer van Nassau-Odijk28 tot vertegenwoordiger van de prins als Eerste Edele werd afgehandeld waren de heren van Goes er al weer bij. Op de 10e de cember liepen ze na een vergeefse poging om in dc zaak van de afdanking alsnog hun zin te krijgen weliswaar opnieuw uit de vergadering, maar na een 'bezen ding' accepteerden ze op de 17e_dat de militiekwestie in hun afwezigheid zou worden afgehandeld. Op 21 december is dat ook gebeurd: van de vier compag nieën waarvan oorspronkelijk sprake was, zouden er eind december drie daad werkelijk worden afgedankt en een algemene vermindering van de sterkte tot 50 koppen per compagnie zou in de Staten-Generaal worden voorgesteld. Met deze beslissing hadden Goes en Zierikzee in feite hun doel grotendeels be reikt; uit de bezwaren die er later, zowel door de Staten van Holland29 als de Sta ten-Generaal30 tegen gemaakt zijn, blijkt wel dat het gewest in deze generaliteits- zaak eigenlijk al verder gegaan was dan aanvaardbaar werd geacht. Toen dan ook op 14 januari 1669 het nieuwe zittingsjaar van de Staten van Zeeland werd geopend was Goes normaal vertegenwoordigd. Toch moest het be gin van de beraadslagingen worden uitgesteld: de aankomst van de gedeputeer den van Zierikzee werd 'nog tegemoet gezien'. Voor hen zat de onvrede blijkbaar dieper en er was intussen een ernstige frustratie bijgekomen. De verheffing van prins Willem III tot eerste Edele Het verhaal is bekend; op 18 september verscheen de prins onaangekondigd in Middelburg, waar hij door een delegatie uit de Statenvergadering plechtig werd ontvangen en de dag daarop ingehuldigd als Eerste Edele. De onderneming was, in opdracht van de Prinses-Douairière, in het diepste geheim voorbereid door de oude Huygens en de beide de Huyberts 31. 27. De citaten zijn beperkt tot de saillante passages. 28. Willem Adriaan van Nassau-Odijk (1632-1705), een kleinzoon van prins Maurits via diens on echte zoon Lodewijk (van Nassau-Beverweerd). 29. Gedrukte Notulen van de Staten van Zeeland Notulen Zeeland), 4 febr. 1669. 30. Rijksarchief in Zeeland (RAZ), Archief van de Staten van Zeeland (ASZ), inv.nr.975, Ingeko men stukken 15 jan., 4 en 25 febr. 1669. 31. Geyl, Oranje en Stuart, 245. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 76