zien blijkbaar toch geen echte Zeeuw) boven zijn eigen bezittingen door huwe lijk met een notabele ingezetene aanzienlijke goederen in Zeeland had verwor ven, zodat het eerste punt kon worden 'overzien'. Hij moest natuurlijk wel zijn militaire functies neerleggen en op het punt van de (aan)verwantschap met van der Nisse werd hem dispensatie verleend. Daarna volgt in de notulen de verklaring van de afgevaardigden van Zierikzee waarover later zoveel te doen is geweest: Ze zouden gezegd hebben weliswaar niet gelast te zijn, maar zich te zullen voegen naar het standpunt van de andere leden, op welbehagen van hun lastgevers, die binnen de gestelde termijn per brief hun definitieve standpunt zouden laten weten. Als dat zou overeenkomen met de adviezen van de andere leden, dan zouden Gecommitteerde Raden daarna ge machtigd zijn om Odijk te beëdigen en als vertegenwoordiger van de prins als eerste Edele te installeren. De volgende dag echter, op de 22e september, dus voordat een consultatie met Zierikzeese principalen hoe dan ook mogelijk ge weest kan zijn, vond echter (nog steeds onder het 'wakend' oog van Willem III) al een beëdiging plaats, volgens de notulen in aanwezigheid van de Zierikzeese gedeputeerden, 'haar op de admissie van den heer van Odijk als gecommitteerde van de Eerste Edele, absolutelijk met de andere leden verklaard hebbende'. Hierna was de vergadering uiteengegaan, na Gecommitteerde Raden gemachtigd te hebben om de volgende dag de resumptie43 te doen in het bijzijn van de Staten leden die daarop prijs zouden stellen. Escalatie Die avond moeten de Zierikzeese heren naai' huis gereisd zijn, ongetwijfeld woe dend over wat ze ervaren moeten hebben als een rotstreek van de raadpensionaris waardoor ze zich ongewild het misnoegen van de prins op de hals hadden moe ten halen, maar zich blijkbaar niet bewust van het misverstand (of, zoals we zul len zien, veeleer het snode plan van de notulist) dat ze achter zich lieten. De vol gende ochtend brachten ze op de gebruikelijke wijze in de Raad44 verslag uit van het 'gebesoigneerde ter jongste vergadering'. Met de admissie van prins Willem III tot 'primier nobel' had niemand problemen en dus werd het desbetreffende 'welbehagen gezuiverd'. Tegen de toelating van Odijk werd echter, onder verwij zing naar de resolutie uit 1666, bezwaar gemaakt omdat hij geen Zeeuw was en Verheye kreeg de opdracht om een en ander in een 'ernstige' brief aan de Staten mee te delen45. Die heeft dat op niet mis te verstane wijze, een toekomstig raad pensionaris waardig, gedaan: In de aanstelling van de prins werd weliswaar 'met genegenheid' ingestemd, maar tegelijkertijd had Zierikzee 'wel gewenst, door dien wij zelf aanleiders zijn geweest tot zodanige resolutie, dat wij enigszins kennis van zijn Hoogheid's komst hadden gehad, opdat met meerder gratie en luister dezelve bedieninge hadde werden toegebracht geweest'. De Zierikzeese regenten voelden zich duidelijk beledigd dat de stad buiten de hele zaak gehou- 43. Vaststelling van het beslotene. Zie over de gang van zaken Tegenwoordige Staat van Zeeland dl.I, blz.56.) 44. GSD, SAZ, inv.nr.7, raadsnotulen 23 sept.1668. 45. GASD, SAZ, inv.nr. 130, Uitgaande stukken 25 sept. 1668. 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 80