land geen steun voor te vinden en een gerechtelijke weg ontbrak. Er moest dus op andere punten zoveel mogelijk genoegdoening en eerherstel binnengehaald worden. Op 19 oktober besprak de Statenvergadering dan ook al een brief van de stad, waarin meegedeeld werd dat Zierikzee haar standpunten onverkort handhaafde, de nog aanwezige 5 leden niet als Statenvergadering erkende en dus de vergade ring voor 'gescheiden' hield48. Die 'aanwezige leden' waren dan wel bereid om de dissidente steden zoveel mogelijk tegemoet te komen, maar wilden toch wel drie van de vier betwiste compagnieën aanhouden. De beschrijfbrief voor de no- vembervergadering met voorstellen in die geest, werd echter door Zierikzee ge negeerd en de nog (of weer) in Middelburg verblijvende Stavenisse had welis waar het verzoek gekregen om de vergadering bij te wonen, maar 'zonder zich nochthans als Gedeputeerde, maar enkelijk als Gecommitteerde Raad te gedra gen'49. Bij die gelegenheid was hem ook gevraagd om te zijner tijd kort verslag te doen en vooral goed contact te houden met de heren van Goes, 'haar verzeke rende dat wij nooit zullen mankeren om ons, geen satisfactie bekomende, van middelen van nadruk bij de hand te nemen'. Als de geadresseerde al actie geno men heeft (en daarvan blijkt niets), is dat in elk geval tevergeefs geweest, want Goes was op de 10e november weer aanwezig in een vergadering, waarin een discussie over de admissie van Odijk uitmondde in een meningsverschil over diens recht op een leunstoel50. Op die dag werd ook besloten om een deputatie naar Zierikzee te sturen. Daar was pensionaris Verheye inmiddels begonnen met het verzamelen van de 'grava mina'51, waarover genoegdoening zou kunnen worden geëist. Op de elfde ontvin gen de beide burgemeesters de Middelburgse deputatie in de 'vertreckamer' van het stadhuis om 'haar prealablement af te vragen de redenen van haar komst'52. Daarna begon tussen de leden van de deputatie, bestaande uit de Thoolse Ge committeerde Raad Willem van Vrijberghe en de (half)broer van Job de Jonge, de Middelburgse pensionaris de Jonge van Bruinisse, en de in de Raadskamer bijeengekomen vroedschap een formalistisch overleg met Verheye in de rol van pendeldiplomaat tussen beide ruimten. Toen daarin echter duidelijk werd dat de heren geen enkele ruimte hadden gekregen om hun formele status van 'gedepu teerden van de Staten van Zeeland' te beperken tot 'gedeputeerden van de aan- wesende leden' of een andere formule naar keuze, weigerde de Raad hen te ont vangen en moesten ze onverrichterzake naar Middelburg terugkeren. De Statenvergadering handelde daarna nog wat kleine zaken af, maar werd vervol gens al op de 15e gesloten. Behalve de lijst van bezwaren en grieven, werd intussen in Zierikzee nog een wapen in stelling gebracht, namelijk blokkering van de afdrachten van belasting gelden aan de Ontvanger-Generaal in Middelburg. Ter bescherming van de zeven 48. De brief was dan ook niet aan de Staten maar aan de raadpensionaris geadresseerd.(GASD, SAZ, inv.nr.7, raadsnotulen van 18 okt.1668.) 49. GASD, SAZ, Uitgaande correspondentie, inv.nr.130, 7 nov.1668. 50. Dat Zierikzee goed op de hoogte bleef blijkt wel uit een al op 4 november gemaakte attestatie van de oud-burgemeesters Job de Jonge en Gijsbrecht Ockerse, die Odijk's claim dat zijn voorgan gers ook altijd een leunstoel hadden gehad tegenspreken. (GASD, SAZ, inv.nr.130). 51. GASD, SAZ, inv.nr.7, raadsnotulen 7 nov.1668. 52. GASD, SAZ, inv.nr.7, raadsnotulen 11 nov.1668. 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 83