Vorm, naar Middelburg om te protesteren84. Tot die (naar zou blijken onverrich- terzake) terug zou komen werd onder meer geweigerd om de troepen op een be hoorlijke manier in te kwartieren en turf, kaarsen en dekens ter beschikking te stellen. De soldaten moesten daardoor aan boord verblijven, waar het bitter koud was. Van Vrijberghe rapporteerde een en ander in een brief aan Gecommitteerde Raden85 en besloot overigens voorlopig maar zijn ziel in lijdzaamheid te bezitten. Pas op dezelfde dag, de vijfde februari, kwam hij er ook aan toe om zijn supe rieuren in de Raad van State en de gouverneur van Sluis86 te melden dat hij zijn post in Sluis verlaten had. Hij vond het daarbij klaarblijkelijk maar beter om te doen alsof hij, 'bij occasie in Middelburg zijnde' van Gecommitteerde Raden zijn nieuwe orders had ontvangen. Toen zijn brief aan de Raad van State daar op de achtste aan de orde kwam, was zijn broer Cornelis net (en dat zal toch écht wel toevallig geweest zijn?) president van de week en 'is de voorschreven mis sive voor verificatie aangenomen', om daarna voorgoed uit het gezicht te ver dwijnen. Zelfs toen Gecommitteerde Raden de kolonel op alle punten bijgevallen wa ren, alle Brouwershavense protesten van de hand hadden gewezen en de stadsre gering zelfs veroordeeld tot betaling van de kosten van de extra ligdagen die de schippers opgelopen hadden87, bleef de stadsregering obstinaat alle medewerking weigeren. Ook de omstandigheid dat de baljuw, tevens kwartiermeester, mr. Jo- han Suye, nog een jaargenoot uit Utrecht88 was, leverde hem geen enkele tege moetkoming op. Integendeel, want op de 8e moest hij bij geruchte vernemen dat de vroedschap zelfs van plan was om de burgers onder de wapenen te roepen. Toen daarna de burgemeesters desgevraagd weigerden dat bericht te bevestigen of te ontkennen, besloot de kolonel dat de maat nu wel vol was en stuurde hij ka pitein Baarland naar het stadhuis met de boodschap dat hij elke poging om de burgerij te bewapenen met militaire middelen zou beletten. Tegelijkertijd eiste hij de beschikking over de oude hoofdwacht, schuin tegenover het stadhuis en nu in gebruik als waag, en liet daar alvast een volledig bewapende compagnie naartoe marcheren en vlak voor het stadhuis 'in bataille' opstellen. Hij weigerde in te gaan op het excuus dat 'wet en raad' nog moesten worden geraadpleegd en de in middels naar de herberg uitgeweken raadsleden moesten beloven het gebouwtje zonder verwijl te zullen ontruimen en 'deze avond geen burgers in wapenen te laten komen'. Pas toen haalde de magistraat bakzeil en kwam de volgende och tend bij monde van burgemeester de Crijger beloven dat definitief zou worden afgezien van het oproepen van de burgerwacht. In ruil daarvoor toonde van Vrij berghe zich nu bereid om de vernederende vestiging van zijn hoofdwacht vlak voor het stadhuis voorlopig uit te stellen. Kenmerkend is wel, dat van dit hele in cident in de plaatselijke vroedschapsnotulen niets anders te vinden is dan dat een 84. Hij kwam niet verder dan de raadpensionaris, die hem vertelde dat de Staten juist die dag (de 7e) alles wat totnutoe door Gecommitteerde Raden en de kolonel ondernomen is, hadden goedge keurd. 85. Van de brieven van van Vrijberghe is alleen die van 7 febr. in het Statenarchief aanwezig (inv.nr.1284), copieën van de andere maken deel uit van zijn journaal. 86. Wigbold van der Does, heer van Noordwijk (1611-1669), generaal van de artillerie en namens de Hollandse Ridderschap mede-opvoeder van prins Willem III. 87. RAZ, ASZ, inv.nr.974, Notulen Gecommitteerde Raden 8 febr. 1669. 88. Album Sludiosonun Academici Rheno-Trajeclinae (Utrecht 1886), 10, 1644. 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 92