Verheye's brief zelf is onvindbaar, evenals die van de van de Zierikzeese prin cipalen waarnaar hij verwezen had. De reden zal wel geweest zijn dat er tussen beide nogal wat 'licht' gezeten moet hebben. In het door de raadpensionaris aan de Staten overgebrachte voorstel werden immers aan de toezegging tot afdanking van de waardgelders geen expliciete voorwaarden meer verbonden en met hun persoonlijke inzet om een deel van de belastingafdrachten voor te schieten waren de deputatieleden natuurlijk verder gegaan dan de bedoeling geweest kan zijn. Het feit dat Middelburg in de hierna gevolgde discussie het onderspit dolf en als laatste haar verzet tegen terugroeping van de troepen moest opgeven, wordt in de notulen op nogal doorzichtige wijze gemaskeerd. Die doen namelijk voor komen alsof de Statenvergadering, ondanks de vele slagen die Verheye blijkbaar nog om zijn arm had moeten houden, nu zonder enige nadere verificatie of ga rantie, uitsluitend 'op presuppoost en vast vertrouwen dat d' effekten daarop zul len volgen', het besluit nam om al de volgende dag (13 februari) de patenten tot terugroeping van de troepen uit Brouwershaven te verzenden. Ook de exacte datum waarop de troepen uit Brouwershaven vertrokken zijn, wordt in geen van de beschikbare bronnen vermeld. Zelfs het overigens zo nauw keurige journaal van kolonel van Vrijberghe wordt op dit punt vaag. Na vermeld te hebben dat hij op de tiende de stadsregering had aangezegd dat hij de volgende dag op eigen gezag tot inkwartiering zou overgaan overgaan, eindigt zijn jour naal met de niet nader gedateerde zinsnede: 'Alzoo ik werd bericht dat tot Zierik- zee de waardgelders zijn afgedankt en gisteren 's lands geld naar Middelburg is gezonden, heb mijn wachten weer op den ouden voet gesteld'98. Wie hem dat be richt ook heeft doen toekomen (misschien zijn broer, de Gecommitteerde Raad?), het was in ieder geval niet waar. In werkelijkheid vernam de Zierikzeese Raad pas op de dertiende uit een brief van zijn gedeputeerden in Middelburg dat de pa tenten op de avond van de twaalfde (of de dertiende 's ochtends) met de bode zouden worden verzonden. Pas daarna viel het besluit om de waardgelders als af gedankt te beschouwen. Ook was er in Zierikzee blijkbaar geen sprake van het in Middelburg zo plotseling uitgebroken 'vast vertrouwen' op de goede afloop want de uitvoerders kregen gelijktijdig opdracht om langzaam te werk te gaan, wat er toe geleid heeft dat de afdanking pas op de vijftiende in de Grote Kerk heeft plaatsgevonden. De Zierikzeese Raad had overigens van zijn gedeputeerden ook maar de halve waarheid te horen gekregen, want volgens de raadsnotulen hadden die ook nog gemeld dat de terugroeping van de troepen was gebeurd 'sonder dat aan die reso lutie is geattacheerd het ontslag op de penningen van de comptabele'. Op donderdag de vijftiende was de Zierikzeese deputatie naar huis gegaan en de Statenvergadering geschorst tot dinsdag, wanneer verwacht werd dat de de he ren, nu volledig gelast, weer aan de vergadering zouden kunnen deelnemen. Dat bleek echter een ernstige onderschatting van de tegenstand die ze nog te wachten stond, want ze bleken een hele week nodig te hebben om het thuisfront enigszins onder controle te krijgen. Toen op maandag de achttiende burgemeester Pous en de zijnen in de Zierik zeese raadsvergadering verschenen waren om rapport uit te brengen, zal het ie dereen al gauw duidelijk geworden zijn dat deze in hun overleg met de Staten, 98. Die aantekening kan nauwelijks later dan de elfde gedateerd worden, anders zouden we van die inkwartiering nog wel iets gehoord hebben. 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 95