gewestelijk beleid te domineren en naar haar hand te zetten. Met de arrogante be slissing om Zierikzee geheel buiten alle plannen rond de benoeming van de prins en zijn vertegenwoordiger te houden, had men die stad een unieke kans gegeven om haar kennelijk in de loop van jaren opgebouwde gram te halen. Die kans is, voornamelijk door de weinig scrupuleuze Stoutenburg, met bekwaam brink manship tot het uiterste benut. Daarbij hebben de Zierikzeese regenten, met uit zondering van een voor tijd en plaats blijkbaar onbestaanbare openbare erken ning van ongelijk, ontegenzeggelijk veel bereikt. Met het meeste daarvan hadden ze daarbij, zoals ze het zelf in hun deductie volkomen terecht benadrukten, niet eens primair hun eigen, particularistische belang beoogd, maar 'den gemeenen dienst vanden Lande'. Uit het voorgaande is ook wel duidelijk geworden dat, als er al echt prinsge- zinden deel uitmaakten van de Zierikzeese elite, die een zwakke minderheid vormde die geen invloed heeft kunnen uitoefenen op het gevoerde beleid. De misrekening die de prinsgezinde hoofdrolspelers op Walcheren (de de Huyberts, de gebroeders Muenincx en misschien Ingels) in dit opzicht maakten, lijkt te zijn geweest dat zij enerzijds meenden dat het veiliger zou zijn om het weinig prins gezinde Zierikzee met het prinselijk bezoek en zijn gevolgen te overvallen, maar anderzijds hebben gerekend op voldoende plaatselijke steun om een zo drastische en breed gedragen reactie, als in feite tot stand kwam, te voorkomen. Tenslotte is het wellicht zinvol om na te gaan of er misschien later nog per soonlijke (afjrekeningen gepresenteerd zijn. Hoewel natuurlijk niet als zodanig herkenbaar, zijn sommige latere gebeurtenissen misschien niet helemaal zonder enig causaal verband. In Brouwershaven was in maart 1669 een geschil ontstaan tussen baljuw Suye en burgemeesters over zijn vervanging bij afwezigheid en op 20 september blij ken Gecommitteerde Raden in zijn plaats oud-burgemeester Pluympot te hebben aangesteld. In het rampjaar 1672 was Daniël Stoutenburg opnieuw burgemeester van Zier ikzee, ook nu weer samen met Cornelis de Keyser. In augustus van dat jaar, na de benoeming van prins Willem III tot stadhouder en kapitein-generaal, werden alle zittende regenten door de oproerige burgerij gedwongen hun ambten ter beschik king te stellen. Bij de dubbeltallen die daarna voor hun vervanging aan de prins werden voorgelegd, kwamen de namen van een twaalftal van hen niet meer voor; ze waren de burgerij 'onaangenaam'. Daarbij waren ook de burgemeesters van de jaren 1668 en 1669, Daniël Stoutenburg en Cornelis de Keyser, Johan Pous en Pieter Mogge, alsmede de Gecommitteerde Raad Cornelis Stavenisse (die ook raadslid was)107. De prins volgde het burgeradvies maar ten dele en herbenoemde zes van de 'oude heren', waaronder de burgemeesters van 1669, maar de drie an deren waren blijkbaar ook hem (of zijn raadgevers) onaangenaam. Stavenisse heeft daarna geprobeerd zich in zijn provinciale ambt nog te handhaven, maar moest begin 1673 ook in Middelburg (tussentijds en onder protest van de andere Statenleden) het veld ruimen. Jacob Verheye's 71-jarige vader Cornelis genoot blijkbaar voldoende vertrou wen om in 1672 de leiding te nemen bij onder meer de tussentijdse verkiezing 107. GASD, SAZ, inv.nr.7, resoluties van 22 en 25 sept.1672. 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1996 | | pagina 98