rontomme gheset'. plinttegels van twee stuivers elk. In de zomer van 1624 ko men er 238 geschilderde plavuyskens (10 cent) voor de 'lieert ende schouwe in de salette'. Het grote aantal duidt op een andere wijze van schouwbelegeling dan voorheen, meer een echte tegelwand achter de haard, dan enkele verticale banen langs de roetbaaiT'. In 1637 volgen dan nog 128 'maneste blompotten' (6,8 cent) op een niet nader genoemde plaats, maar aangezien er declaraties uit die jaren dertig ontbreken zullen er misschien nog andere aangebracht zijn". Tijdens de volgende bewoning door Jhr. Phi 1 bert van Tuyll van Serooskerke, heer van Thienhoven. die er van 1639 tot 1656 woonde, worden er in 1643 weer 125 tegels gezet, waarbij 'kijnderspyl' (5,4 cent) en in 1649 nog eens 78. In 1650 nog eens 450, waarbij 200 gemarmerde (5,4 cent)". Als het 'Thoölse huis' in 1656 door mr. Willem van Vrijberghe. heer van Nieuwlande, wordt betrokken, volgt direct de grote, al eerder genoemde betegeling van in totaal 6.890 tegels, dat wil zeggen een betegelde wandoppervlakte van 118 vierkante meter. Van deze tegels waren er 1.880 met 'dobble mannekens' [een decor met twee perso nen], 286 met kinderspelen, 625 met landschappen, 121 'swarte' en 11 'ge vlamde'. De overige, bijna 4.000, waren witte steenkens. Het is niet uitgesloten dat sommige tegels wegens verandering van smaak door andere vervangen zijn. Evenals van het 'Thoolse huis' kunnen ook de betegelingen van alle andere ambtswoningen gegeven worden. Om het beeld van de veranderende smaak te bevestigen wordt de betegeling van de ambtswoning van de afgevaardigden van Vlissingen in een bijlage achter dit artikel opgenomen. Juist waar de oogst uit het archief van de Rekenkamer zo rijk is, is de verwoes ting van de abdijgebouwen in 1940 voor de geschiedenis van de Nederlandse te gel een des te groter verlies. Want wat zou de combinatie van archiefgegevens met bewaarde tegelwanden een ongeëvenaarde bron zijn geweest voor zijn ge schiedenis. Dat de declaraties ook nog zouden vermelden van wie de metselaars hun tegels betrokken blijkt ook te mooi om waar te zijn. Hierdoor is het niet mo gelijk om vast te stellen hoe in de eerste helft van de 17e eeuw de verhouding lag tussen op Walcheren gebakken tegels en die uit andere bekende centra in Hol land. Behalve de archivalische bronnen levert het al genoemde 'Testament' van Adriaan Bommenee een interessant Walchers gegeven. Bommenee wijdt ook aandacht aan wandtegels. 'Övcr lees: voor] 40 a 50 jaren [dus ca. 1700] was de vermaarste teegelbakkerij te Delfhaaven, maar nu [1750] sijn de witte teegels van Gornighem [Gorinchem, Gorkum] meest getrokken en de geschilderde van Rotterdam.' Hij geeft de prijzen van allerlei in de mode zijnde tegels, die, al naar gelang de kwaliteit, variëren van 1 tot 5.1 cent". Waren er tegelbakkerijen op Walcheren Hoe groot de oogst aan archiefgegevens ook is, hij geeft geen antwoord op de vaak gestelde vraag of er tegelbakkerijen op Walcheren waren. Middelburg was eind 16e eeuw op hel toppunt van zijn groei en bloei. De stad werd ca. 1595 aan de zuidoostkant fors uitgebreid. Het was de tweede handelsstad van de Repu bliek met bijna 30.000 inwoners. Veere en Vlissingen waren stadjes van 7 a 8.000 inwoners. Er was welvaart, want in 1602 wordt de door een Zeeuwse ka- 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1997 | | pagina 42