1602 uitgespeeld was, was wellicht de belangrijkste oorzaak voor de geringere
invloed van de migranten in de kamer Zeeland7. Het was de bedoeling van deze
bijdrage om de hiervoor vermelde groep ingeweken Zuid-Nederlandse kapitalis
ten wat uitgebreider voor te stellen. Uiteraard konden wij niet elke migrant onder
de loupe nemen en daarom dienden we ons te beperken tot de belangrijkste. In
aanmerking kwamen de 6 bewindhebbers van de Veeree compagnie, 2 grote par
ticipanten in de kamer Zeeland. 2 bewindhebbers en 2 expeditieleiders van de
Rotterdamse voorcompagnie, 3 bewindhebbers van de 'Nieuwe Brabantse Com
pagnie' (Amsterdam), 7 bewindhebbers van de kamer Amsterdam, 3 grote parti
cipanten van de kamer Amsterdam uit het beginjaar 1602 (>30.000 gulden) en
tenslotte 12 nieuwe grote participanten uit 1612 (ook >30.000 gulden)8. In totaal
gaat het om 37 personen, die we echter moeten terugbrengen tot 36 aangezien
Pieter Lintgens, die zowel grote participant was in Zeeland als in Amsterdam,
dubbelgeteld werd.
Het is duidelijk dat die 36 migranten bijna uitsluitend uit het handelsmilieu
kwamen en dat ze vooral sterke banden hadden met de handel op Spanje, Portu
gal en de Levant. Van de 25 'Amsterdammers' waren er minstens 14 die eind
16de, begin 17de eeuw op die streken handel dreven".
Veel moeilijker te beantwoorden was de vraag of die kooplieden voor hun
emigratie ook dezelfde activiteiten ontplooiden en of ze toen ook over zulke
grote kapitalen beschikten. Ik ging ervan uit dat wie rond 1600 over vele tiendui
zenden guldens beschikte, ook in Antwerpen zeker tot de financiële elite moest
behoren. De grootste Antwerpse handelsfortuinen bedroegen toen immers ook
niet meer dan enkele honderdduizenden guldens"1. Die veronderstelling bleek
echter niet helemaal te kloppen.
Die Antwerpse financiële elite is niet zo moeilijk om te kennen aangezien er
voor het decennium dat hel beleg voorafging niet minder dan drie bekende bron
nen voor bestaan: de gedwongen lening van 1574" en de maandelijkse quotisa
ties (hoofdelijke belastingen) van 157912 en 1584-1585Met die bronnen is het
telkens mogelijk minstens de rijkste 300 Antwerpenaren te leren kennen. Hel ge
bruik van dit bronnentype moet natuurlijk met de nodige omzichtigheid gebeu
ren. Elke bron heeft zijn gebreken, is niet echt volledig en de ene is al betrouw
baarder dan de andere. De meest betrouwbare en nauwkeurigste lijkt ons die van
1584-1585, de minst betrouwbare die van 1579. In de gedwongen lening van dat
jaar zijn de onderlinge verschillen tamelijk grof en de indeling is soms nogal ar
bitrair gebeurd. Die tekortkomingen hoopte ik te omzeilen door die drie gelijk
aardige bronnen naast elkaar te gebruiken.
In die drie bronnen zocht ik de namen van de 36 migranten en eventueel ook
van hun voorouders of andere verwanten. Het resultaat was nogal mager. In to
taal vonden we slechts over zeven van de 36 migranten rechtstreekse vermogens-
gegevens terug:
- Louis de le Beecque (1584)
- Caspar en Balthasar Coymans 1584)
- Francois van Hove (1584)
- Balthasar de Moucheron (1584)
- Dierck van Os (1584)
- Jacques de Velaer sr. 1579 en 1584)
- Huybrechl Wachtmans 1574,1579 en 1584)
52