ook een Huybert Wachtmans aan, eveneens een zijdelaken verkoper en wonend
aan de Paardemarkt bij het Knechtjeshuis. Zijn maandelijkse quotisatie bedroeg
dan maar vier gulden, wat hem op de laagste trap van de welstellenden plaatst. In
dien het om dezelfde persoon als in 1574 en 1579 gaat, dan is hij in enkele jaren
drastisch verarmd. Vermoedelijk gaat het echter om zijn zoon, Huybert de jonge,
die toen mogelijk nog niet geërfd had van zijn vader. Het was, rekening houdend
met de leeftijd van de vader, wellicht ook de zoon die het in Amsterdam tot be
windhebber van de VOC bracht. Van Dillen beweert trouwens dat de bewindheb
ber in Antwerpen geboren werd, wat niet op Huybrecht de oude kan slaan15.
De gebroeders Dierck (ca. 1557-1615) en Hendrick van Os (ca. 1556-?) teken
den in 1602 gezamenlijk in op een aandeel van 47.000 gulden in de Amster
damse kamer van de VOC. In 1612 bezaten ze er nog voor 11.700 gulden. De be
langrijkste van de twee was Dierck van Os. een aanzienlijk koopman die ook één
van de initiatiefnemers van de 'Compagnie van Verre' was geweest en het
daarom tot bewindhebber van de VOC bracht. Dierck was verder nog actief in de
handel op Rusland en als drooglegger van de Beemster. Hij huwde in 1588 in
Amsterdam met de Antwerpse Margriete van der Piet. Dat de firma Van Os zeer
kapitaalkrachtig was, blijkt uit het feit dat de nalatenschap van de gebroeders
Van Os, die in 1631 nog altijd onverdeeld was, niet minder dan 340.000 gulden
bedroeg. Zijn vader was de gelijknamige Dierck van Os de oude, een tapissier
die afkomstig was van 's-Hertogenbosch en die in 1557 poorter werd van Ant
werpen. In 1584-1585 komt ook een Dierck van Os voor, maar het is nog niet
duidelijk of het om de vader of de zoon gaat. Hij was in ieder geval ook tapissier
en woonde bij 't Tapissierspand waar hij een maandelijkse quote van 30 gulden
betaalde, later verminderd tot 20 gulden. Daarmee situeerde deze Dierck van Os
zich op de laagste trap van de gefortuneerden of op de hoogste trap van de wei-
stellenden. Nog in 1585 ondertekende een Dierck van Os, als mede-onderhande
laar, het reconciliatieverdrag met Farnese waarbij de overgave van Antwerpen
werd bezegeldlf'.
Maximiliaan van Geel (Ghele) participeerde in 1612 voor 33.700 gulden in de
kamer Amsterdam. Zijn broer Pieter bezat toen samen met Elias van Geel, ver
moedelijk een oom van Maximiliaan en Pieter, voor 24.000 gulden aan acties.
Een Daniel van Geel de jonge, die zeker verwant was aan de vorigen, bezat in
1612 voor 10.200 gulden aan aandelen. In 1602 waren de Van Geels nog niet
zulke grote participanten. Maximiliaan, Pieter en Elias tekenden toen gezamen
lijk in voor 19.200 gulden. Maximiliaan en Pieter waren volgens Van Dillen zo
nen van het Antwerpse koppel Hans van Geel en Maria Coymans. Hans van
Geel, geboren rond 1554, woonde in 1584-1585 als koopman in de 'Fortuyne'
aan de Oude Beurs. Zijn maandelijkse quotisatie bedroeg toen 50 gulden, wat
hem in de middengroep van de gefortuneerden situeerde. Hij is vermoedelijk
rond 1600 in Amsterdam overleden. Hans was de zoon van Daniel van Geel, af
komstig van Diest, een bou ral verkoper die in 1553 poorter werd van Antwerpen.
In 1574 betaalde Daniel 200 gulden. Tien jaar later woonde hij aan de Huidevet-
terstraat en betaalde een maandelijkse quotisatie van 40 gulden. Dat plaatst hem
telkens op de laagste trap van de gefortuneerden17,
Balthasar Jacot (1558-1614), een uit Antwerpen afkomstige lakenkoopman,
bezat in 1612 voor 36.649 gulden aan acties in de kamer Amsterdam. In 1602
had hij ingetekend voor 15.000 gulden. Balthasar was vermoedelijk verwant aan
Jan Jacot, een Antwerps lakenkoopman uit het midden van de 16e eeuw. In 1584-
54