1585 vonden we enkel een Peter Jacot terug, een koopman die in de 'Keyser' aan de Engelse Beurs woonde en toen achtereenvolgens 15 gulden en 7 gulden 10 stuivers per maand betaalde. Deze Jacot situeerde zich dus op de hoogste trap of de middenste trap van de welstellenden. Balthasar Jacot woonde in 1585 zeker al in Amsterdam want hij werd daar in de 'capitale impositie' van dat jaar aangesla gen voor 20 gulden. Daarmee kon hij zeker niet tot de rijkste Amsterdammers van dat moment gerekend worden. Daarbij valt nog op te merken dat het niveau van de Amsterdamse fortuinen toen nog behoorlijk onder dat van de Antwerpse lagls. Francois Boudewijns de jonge, afkomstig van Antwerpen, was in 1612 eige naar van 45.260 gulden aan aandelen in de kamer Amsterdam. In 1631 woonde hij nog in Amsterdam en zijn fortuin werd toen op 100.000 gulden geschat. In 1602 kwam hij nog niet voor onder de participanten van de VOC. Francois was vermoedelijk de neef van Aerdt (Arnout) Boudewijns die ook naar Amsterdam uitweek en er voor 1612 stierf. Aerdt bezat in 1602 voor 9.000 gulden in acties van de kamer Amsterdam. In 1584-1585 woonde hij nog in de Antwerpse Hoog straat in de 'Eenhoorn' als lakenkoper en betaalde een maandelijkse quotisatie van 15 gulden. Daarmee bevond Aerdt zich op de hoogste trap van de welstellen den1''. Hans Thijs, een juwelier, participeerde in 1602 voor 12.000 gulden in de VOC. Tien jaar later was dat al opgelopen tot 34.500 gulden. Van Dillen beschouwde hem als een Noord-Nederlander maar Van Roey heeft aangetoond dat het een Antwerpenaar betrof die via Danzig naar Amsterdam was uitgeweken. Hans was immers de zoon van Christoffel Thijs, ook een juwelier die in 1584-1585 aan de Korte Nieuwstraat woonde. Christoffel betaalde toen een maandelijkse contribu tie van 60 gulden en kon dus tot de middengroep van de gefortuneerden gere kend worden2". Louis de le (del) Beecque was participant in de 'Nieuwe Brabantsche Com pagnie' en in 1600 bewindhebber van de 'Verenigde Amsterdamse Compagnie.' In 1602 werd hij aangesteld tot bewindhebber in de kamer Amsterdam van de VOC en bleef dat tot 1628. In die kamer bezat hij oorspronkelijk voor 30.000 gulden aan acties. In 1612 was dat nog 21.200 gulden. Louis de le Beecque was geboren in Rijsel maar verhuisde met zijn ouders naar Antwerpen. Zijn vader Louis de le Beecque de oude, in Rijsel geboren rond 1530, woonde in 1584-1585 als lakenkoopman in de 'Cleynen Lintworm' aan de Hoogstraat. Zijn maande lijkse quotisatie bedroeg 30 gulden wat hem op de laagste trap van de gefortu neerden situeerde. Louis de jonge was toen ook al actief als lakenkoopman maar woonde nog in bij zijn vader. Zijn maandelijkse bijdrage beliep in 1584-1585 7 gulden 10 stuivers en hij behoorde dus tot de middengroep van de weistellen den. Louis de jonge week rond 1587 uil naar Amsterdam en legde zich daar toe op groothandel en rederij. Of zijn vader toen ook emigreerde is niet duidelijk. Het is dus niet uit te sluiten dat vader en zoon nog gezamenlijk actief geweest zijn in Amsterdam. Verwanend hierbij is dat de Louis de le Beecque die in 1602 voor 30.000 gulden investeert in de VOC. ook nog voor 3.000 gulden aan acties koopt voor Louis de le Beecque de jonge. We menen echter dal laatstgenoemde al tot de derde generatie behoorde. Louis de jonge had toen immers ook al vol wassen kinderen. De Louis die tot 1628 bewindhebber bleef van de VOC kan, rekening houden met zijn leeftijd, in ieder geval niet vereenzelvigd worden met de Louis die rond 1530 geboren werd21. 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1997 | | pagina 81