Lenardt Raey (ca. 1563-1618). bewindhebber van de kamer Amsterdam, bezat in
1602 12.000 gulden aan acties in dezelfde kamer en in 1612 19.900 gulden.
Daarvoor participeerde hij ook al in de 'Nieuwe Brabantsche Compagnie'. Hij
was verder nog actief als specerijenhandelaar en liet bij zijn overlijden 120.000
gulden na. Belangrijk voor zijn financiële situatie was zeker het huwelijk dat hij
in 1598 afsloot in Amsterdam met de Antwerpse Catharina de Schot. Zij was de
dochter van de koopman Hans de Schot en Catharina Anselmo. Haar grootvader
was de rijke lakenkoopman Frans de Schot die in 1584-1585 in de 'Witte Arent'
in de Reyndersstraat woonde en er een maandelijkse quotisatie van 100 gulden
betaalde. Lenardt zelf was afkomstig uit Limburg maar verbleef ook enige tijd in
Antwerpen. In 1584-1585 was hij vermoedelijk te jong om in de quotisatie opge
nomen te worden. We troffen er wel Jan Raey aan die olieverkoper en koopman
in Spaanse waren was. Hij woonde in het 'Root Cruys' aan de Kuipersstraat, be
taalde een maandelijkse quotisatie van 7 gulden 10 stuivers en situeerde zich in
de middengroep van de weistellenden. Jan, die volgens Van Dillen een neef van
Lenardt was, trok in 1588 ook naar Amsterdam. Hij woonde er nog in 1631. Zijn
fortuin werd toen op 20.000 gulden geschat en hij was bedrijvig als suikerraffi
nadeur-. Met de vijf overige namen betreden we bekender terrein. Namen als De
Moucheron, De Cordes, Van Hove, Le Maire en Coymans waren in het 16de-
eeuwse Antwerpse handelsmilieu wel bekend. Toch moeten we ook hier zeer om
zichtig zijn. Het feit dat iemand een bekende naam droeg betekende daarom niet
dat hij gefortuneerd was.
Simon de Cordes 1559-ca. 1599), zoon van Jacques, stamde uit een rijke
Doornikse familie die zich in de 16de eeuw in Antwerpen vestigde en vooral op
Italië handel dreef. Jan de Cordes, vermoedelijk een oom van Simon, leende in
1574 1.000 gulden aan de stad en behoorde daarmee zeker tot de financiële elite.
Met Simon liep het echter minder goed af. Voor 1593 verbleef hij geruime tijd in
Lissabon, ging daar failliet en trok daarna naar Amsterdam. Hij werd in 1598
aangesteld als expeditieleider voor de Rotterdamse compagnie die via Straat Ma-
gelaes Azië probeerde te bereiken. Simon overleefde de gevaarlijke tocht niet.
Het feit dat hij toen als expeditieleider fungeerde en wellicht niet als participant
duidt erop dat hij zijn vroegere verliezen nog niet had goedgemaakt23.
Francois van Hove (1545-1626) was Spanje- en Levanthandelaar, bewindheb
ber van de kamer Amsterdam en eigenaar van 18.000 gulden aan acties in 1602,
en 33.400 gulden in 1612. Het fortuin van één van zijn twee zonen, Francois de
jonge, werd in 1631 op 160.000 gulden geschat. Het is verleidelijk te veronder
stellen dat Francois verwant was aan Jan van Hove (1545-1601), de Antwerpse
Spanjehandelaar die in 1584-1585 met een quotisatie van 166 gulden per maand
tot de absolute financiële lop van Antwerpen behoorde, maar dat blijkt niet het
geval te zijn. Van Roey heeft immers aangetoond dat Frangois de zoon was van
Goris van Hove, een houtbreker afkomstig van Ranst die in 1536 poorter werd
van Antwerpen. Frangois was er zoals zijn broer Antonie oorspronkelijk actief als
zijdekoopman. In 1584-1585 woonde Frangois in de 'Witte Arent' aan de Oude
Beurs en betaalde een maandelijkse quotisatie van 40 gulden wat hem op de
laagste trap van de gefortiineerden situeerde. Mogelijk was hij toen al uitgewe
ken want hij stond toen als 'absent' genoteerd. Zijn huwelijk met Barbara Quin-
get(ti), die uit een bekende Antwerpse koopliedenfamilie stamde, kan misschien
mee zijn latere financiële opgang verklaren2"1.
De gebroeders Caspar 1551 -?) en Balthasar Coymans (1555-1634), Levant-
56