handelaars, waren in 1602 elk aandeelhouder in de kamer Amsterdam voor 18.000 gulden. Thomas Coymans die toen een aandeel van 6.000 gulden bezat, was vermoedelijk ook een broer van hen. De vader van Caspar en Balthasar was de Antwerpse koopman Jeronimus Coymans die in 1574 1100 gulden betaalde en toen dus tot de allerrijkste Antwerpenaars kon gerekend worden. In 1584-1585 was zijn fortuin al verdeeld over zijn erfgenamen die nog allemaal aan het Ant werpse Kipdorp woonden. We troffen er de weduwe van Jeronimus Coymans aan die toen een maandelijkse quotisatie van 60 en later 40 gulden betaalde en zich daarmee op de middenste of de laagste trap van de gefortuneerden bevond2*. Ook de 'wezen' van Jeronimus Coymans dienden toen een maandelijkse bijdrage van 33 gulden te betalen26. Zij bevonden zich op de laagste trap van de gefortuneer- den. Balthasar was toen ook al actief als koopman en werd afzonderlijk aangesla gen voor 30 gulden per maand. Hij situeerde zich op hetzelfde niveau als de 'we zen'. Caspar of Jasper betaalde toen als koopman een maandelijkse quotisatie van 50 gulden. Hij bevond zich op de middenste trap van de gefortuneerden. Balthasar week eerst uit naar Hamburg waar hij in 1591 zeer actief was als ver zekeraar. In Amsterdam werd zijn fortuin in 1631 op 400.000 gulden en hij be hoorde daarmee tol de rijkste 24 inwoners. De firma Coymans bleef tijdens de 17de eeuw een van de belangrijkste van Amsterdam27. Balthasar de Moucheron (I552-ca. 1630). die de grote stimulator was van de Zeeuwse voorcompagnieën, stamde ook uil een bekende Antwerpse handelaars familie. Zijn vader, Pierre de Moucheron (1508-1576?), een verarmd Norman- disch edelman had zich in 1530 als koopman in Middelburg gevestigd en ver huisde in 1545 naar Antwerpen. Hij werkte er zich op tot een van de belangrijkste Franse handelaars en legde zich vooral toe op de Atlantische han del, waarvoor hij talrijke schepen bezat. In 1574 leende Pierre 1.200 gulden aan de stad, wat bewijst dat hij toen tot de allerrijksten behoorde. De absolute top be taalde tussen 2.000 en 8.000 gulden. De nalatenschap van Pierre moest echter onder de talrijke nakomelingen, van wie er veel als koopman actief waren, ver deeld worden. Dat verklaart vermoedelijk waarom Balthasar in 1584 niet tot de Antwerpse gefortuneerden werd gerekend. Balthasar de Moucheron woonde toen als koopman in het "Schilt van Bretaignien' in de Mutsaertstraat en betaalde een maandelijkse belasting van 15 gulden. Dat situeert hem in de hoogste klasse van de welslellenden, maar hij behoorde zeker niet tot de gefortuneerden en nog min der tot de allerrijksten. Opmerkelijk is verder nog dat Balthasar tijdens het beleg als plaatsvervangend kolonel van de burgerwacht optrad en in die hoedanigheid het reconciliatieverdrag met Parma ondertekende in augustus 1585. Kort na de val van Antwerpen week hij uit naar Middelburg. Daar ontpopte Balthasar zich tot een van de grootste Zeeuwse reders. Hij was de drijvende kracht achter de eerste tochten om de Noord en slaagde er een tijdlang in de handel met de Witte Zee en Moscovië te monopoliseren. Zijn broer Melchior was hoofd van de facto rij in Archangel. Andere broers fungeerden als agent in Londen (Pieter) en La Rochelle (Francois). Hij dreef handel met Italië, Barbarije. de Azoren, de Canari- sche Eilanden, Brazilië en West-Indië. Ook in de handel met de West- en Oost- Afrikaanse kusten, waar hij probeerde de Portugezen te verdrijven, speelde hij een pioniersrol. Toen Balthasar in 1598 naar Veere verhuisde, beweerde hij dat hij voor zijn handel een twintigtal schepen in de vaart hield. In Veere was hij de inspirator van de Veerse compagnie die in 1598 twee sche pen naar Oost-Indië stuurde. Zijn compagnons in die compagnie - waaronder en- 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1997 | | pagina 83