kele familieleden - participeerden meestal ook in Moucherons andere activitei ten. Die Oost-Indische expeditie resulteerde echter in grote verliezen. Toen de Veerse compagnie fuseerde met de Middelburgse weigerde Balthasar zich daarbij aan te sluiten en in 1601 stuurde hij nog in eigen naam drie schepen naar Oost- Indië. Die waren succesrijker dan de vorige. Bij de oprichting van de VOC werd de Moucheron nog aangesteld tot bewindhebber van de kamer Zeeland, maar hij heeft nooit in die functie gezeteld. Hij kocht ook geen acties. Reden hiervoor was de slechte financiële toestand waarin Balthasar toen al - op een onduidelijke wijze - verzeild was. Het resulteerde uiteindelijk in zijn failliet, waarbij vermoe delijk ook Simon Parduyn en zijn aangetrouwde neef, de Bretoen Pierre le Moyne werden meegesleurd. Rond 1603 week Balthasar uit naar Frankrijk en probeerde daar bij Hendrik IV belangstelling voor de handel op Oost- en West- Indië te wekken. Dat lukte aardig maar door het geringe enthousiasme binnen hel Franse koopliedenmilieu en zijn eigen kapitaalgebrek moest hij ervan afzien. Ook latere plannen voor een expeditie naar Kaap de Goede Hoop liepen op niets uit. Hij overleed in Frankrijk rond 1630 in armoedige omstandigheden. De raadselachtige financiële problemen van Balthasar die zich vanaf 1600 voordeden, hebben wellicht iels le maken met de smalle financiële basis waarop al die ontzagwekkende ondernemingen gebouwd waren. Kort voor zijn uitwij king naar Middelburg beschikte Balthasar niet over een groot vermogen. Dat be lette hem echter niet in Middelburg een ongebreidelde scheepvaartactiviteit te ontplooien. De financiering daarvan zal vermoedelijk vooral op basis van krediet gebeurd zijn. wat uiteraard een riskante zaak was28. Al even bekend en berucht als Balthasar de Moucheron was Isaac le Maire (ca. 1559-1624). Isaac le Maire, zoon van Jacques, stamde uit een Doornikse kooplie denfamilie die zich in Antwerpen kwam vestigen. Zijn vader valt vermoedelijk te vereenzelvigen met de Doornikse wolverkoper Jacques le Maire die in 1556 poorter van Antwerpen werd. In 1579 leenden Jacques le Maire en zijn huis vrouw 1.000 gulden aan de stad. Er waren toen slechts 15 Antwerpenaars die dat hoge bedrag moesten betalen. In 1584-1585 troffen we hem aan als rentenier in het 'Schilt van Bourgogniën' in de Kaasstraat. Hij was toen wel 'absent' maar be taalde toch een maandelijkse quotisatie van 20 gulden. Daarmee bevond Jacques zich toen amper op de hoogste trap van de welstellenden. Mogelijk had men zijn kapitaalkracht in 1579 Hink overschat, maar hel is evenmin uitgesloten dat hij ondertussen zijn handelszaken aan zijn talrijke zonen had overgelaten en daar door lager werd aangeslagen. Isaac le Maire zelf woonde toen nog in Antwerpen en fungeerde er zelfs als kapitein van een burgerwachtvendel in de eerste wijk. Toch werd hij niet aangeslagen in de maandelijkse quotisatie. Aangezien hij kapitein was voor dezelfde buurt waar ook zijn vader woonde, veronderstellen we dat Isaac toen nog bij zijn vader inwoonde. Na de val van Antwerpen trok Isaac naar Amsterdam. Kort voor zijn vertrek was hij nog gehuwd met Maria Walraven. Vanaf 1592 ontplooide Isaac in Amsterdam opvallende koopmansactiviteiten. Hij was zeer bedrijvig in de handel op Engeland, Frankrijk, Italië, Rusland, de Oostzee en vooral op Spanje en Portugal. Hij had broers wonen in Spanje, Portu gal, Palermo en in Antwerpen. Vanaf het einde van de jaren negentig concen treerde Isaac zich vooral op de koloniale handel. Hij was de belangrijkste initia tiefnemer van de 'Nieuwe Brabantse Compagnie' die in 1599 en 1600 zes schepen naar Oost-Indië stuurde. Die expedities waren echter niet zo succesrijk. 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1997 | | pagina 84