zeer grote risico's namen die faliekant afliepen, blijkt uit het turbulente wederva ren en het failliet van markante figuren als De Moucheron, Le Maire, Lintgens en Quinget. Minder in het oog springende figuren maar die financieel veel suc cesrijker waren, zoals Coymans, Kaerel, Van Os en Van Hove, waren voor de Noord-Nederlandse economie wellicht van veel groter waarde. Een bijkomend probleem zijn de rijke uitwijkelingen die niet in de VOC investeerden en in deze bijdrage uiteraard niet aan bod kwamen. Dergelijke Zuid-Nederlanders zijn er zeker ook geweest en het zou interessant zijn na te gaan of zij eventueel tot de kleine groep migranten behoorden die wel toegang kregen tot de traditionele Oostzeehandel. Een tweede verklaring voor de grote Zuid-Nederlandse participatie in de VOC zou kunnen zijn dat de meeste grote aandeelhouders, die tussen de 40.000 en de 100.000 gulden investeerden, tussenpersonen waren. Wij denken hierbij aan figu ren zoals Lintgens, De Velaer en Kaerel die reeds ter sprake kwamen. Indien het om tussenpersonen gaat, waar kwam hun kapitaal dan vandaan? Vermoedelijk uit de Zuidelijke Nederlanden en vooral uit Antwerpen. In Antwerpen was immers niet iedereen geëmigreerd. We mogen zelfs veronderstellen dat de kapitaalkrach tigsten, zij die ook al het meest hadden belegd in onroerende goederen, gebleven zijn (bv. De Smidt. Van der Cruyce, Van Hove. Anselmo, Van der Goes, Delia Faille, Van Haeften, Amouts, enz.). Na 1585 waren de Antwerpse grond- en huis- prijzen immers ingestort, en wie toen alles verkocht om te kunnen uitwijken, leed zware verliezen39. Om die redenen besloten ook hervormingsgezinden om te blijven. Pieter Arnouts, een rijk Spanjehandelaar van Zeeuwse origine en hervor mingsgezind, gaf er - net zoals zijn zonen - de voorkeur aan te blijven en zich met het katholicisme te verzoenen. Hij was ook de bezitter van minstens 230 ge meten polderland40. Die blijvers - die zich net zoals de uitgewekenen - meestal ook met de handel op Spanje en Portugal inlieten, waren uiteraard ook geïnteres seerd in de Oost-Indische expedities die vanaf 1595 in het Noorden op stapel werden gezet. De Spaanse overheid wilde echter kost wat kost verhinderen dat er Antwerps geld in de Noordelijke Nederlanden geïnvesteerd werd. Ze vaardigde in 1598 een ordonnantie uit die alle handel met de rebellen verbood 41Toch stoorden vele Antwerpenaars zich niet aan dat verbod. In 1600-1601 werd vanuit Spanje zelfs een speciale gezant naar Antweipen gestuurd om er die illegale ka pitaalstroom te onderzoeken en te bestraffen. Vooral de leden van de Portugese natie stonden onder zware verdenking. Vermoedelijk waren die transacties uitste kend gecamoufleerd want veel bewijzen werden er niet gevonden. Alleen Hen drik Hoens werd gevangen gezet en beboet met 150.000 gulden. Ook dat optre den heeft wellicht de kapitaalstroom naar het noorden niet kunnen verhinderen. Er zijn ook aanduidingen dat een grote naam als Isaac le Maire dankbaar gebruik gemaakt heeft van die Antwerpse interesse voor de Hollandse koloniale onderne mingen. In 1601-1602 was het niet alleen de Portugese natie die verdacht werd van financieren van de vijand. De zwaarste verdenkingen rustten toen immers op Pierre le Maire, de in Antwerpen achtergebleven broer van Isaac le Maire42. We eindigen met veel hypothesen en open vragen want het onderzoek is zeker nog niet afgerond. Toch hopen we dat het beeld van de Zuid-Nederlandse VOC- kapitalisten via deze bijdrage al iets duidelijker geworden is. 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1997 | | pagina 88