teneur grondig vernieuwd2*. Enige meer achterafgelegen vleugels had men even
eens in hoofdlijnen gehandhaafd en alleen uitwendig gemoderniseerd. Hetzelfde
ging op voor het oude belfort op de rechterhoek, dat ten dele nieuw bekleed en
van een nieuwe meer eigentijdse ingangspartij plus (in plaats van de lage spits uit
1657) van een luchtige lantaarn met koepel werd voorzien. Daarentegen bleven
detonerende gotische elementen als spitsboogvensters en boogfriezen op diverse
plaatsen gehandhaafd, vermoedelijk als reminiscentie aan de ouderdom van de
stad29.
Dit gold natuurlijk evenzeer voor de toren als geheel. Ofschoon hij de voor
classicisten bijkans heilige symmetrie verstoorde, heeft men hem als symbool
van stedelijke vrijheden ongetwijfeld niet willen missen. Aldus opgehoogd, kon
de toren ook beter wedijveren met de vieringsruiter van de Grote Kerk die er,
vanaf de Markt gezien, achter bovenuit rees. Als tegenhanger werd bovendien
links van het nieuwe hoofdgebouw, op de plaats van de gewezen conciërgerie uit
1587, een tweede, lagere toren opgetrokken, eveneens met koepel en lantaarn af
gesloten, die geheel en al moderne vormen bezat20.
Aanmerkelijk behoedzamer - en spaarzamer - ging men even later onder lei
ding van stadsbouwmeester Johannes van Es in Zierikzee te werk. Hier bezat
men reeds een zeer fraaie toren - een elegante houten constructie in renaissance-
trant uit 1550-1554 - zodat men in dat opzicht niets meer hoefde te doen. Afge
zien van een omvangrijke inwendige verbouwing, die in 1776-1779 zou plaats
vinden, beperkte men zich hier in 1775 hoofdzakelijk tot een modernisering van
de renaissancegevel van twee eeuwen her. Daarbij werden ondermeer nieuwe
portalen aangebracht en de oorspronkelijke kruiskozijnen door de huidige grote
getoogde schuifvensters vervangen, terwijl het muurwerk ten dele met natuur
steen werd bekleed11.
Als derde werd tenslotte de uil 1670 stammende zijvleugel van het Stadhuis
van Middelburg door Kayser in 1780-1784 aan de Noordstraat met vier venster
assen verlengd. Daarbij werd voor beide delen één symmetrische facade in mo
numentale vormen geplaatst, die na de verwoestingen van 1940 helaas niet meel
is herbouwd32. Het oude gotische gedeelte aan de Markt heeft men daarbij onge
moeid gelaten.
Naast deze drie grotere raadhuisprojecten vallen ook nog vier kleinere te me
moreren. In Tholen werd het laatgotische Stadhuis in 1759 van een nieuw sierlijk
bordes voorzien11. In Oud-Vossemeer kwam van 1767 lot 1771 een nieuw am-
28. Zie m.n. het uitvoerige opstel van J.G. Lamoree e.a.. 'De ideologie van een stadsregering. Het
ISe-eeuvvse allegorische decoratieprogramma van het Goese Stadhuis", Bulletin van de K.N.O.B..
LXXXIII 1984), 183-222: alsmede Prins-Schimmel, o.c.[26], 90-120.
29. Lamoree e.a., o.c.[28], 187.
30. Over het exterieur na de verbouwing uitvoerig: Prins-Schimmel, o.c.|26|. 81-90.
31. Zie C. Postma, Zierikzee en zijn StadhuisZierikzee 1969, 47-50; Westendorp Boerma Van
Swigehem, o.c.[25], 121-122; alsmede Don, o.c.[I2], 161-162.
32. Daarover summier: W.S. Unger. l.'De bouwgeschiedenis van het Stadhuis van Middelburg',
Oudheidkundig Jaarboek [4c Serie van hel Bulletin van de N.O.B.]. 1 (1932). 12-13; dez.. 2.De mo
numenten van Middelburg. Maastricht 1941. 26-27.
33. Zie C. Veltenaar, De geschiedenis van Tliolen. Staatkundig Maatschappelijk-KerkelijkMiddel
burg 1943. 104-105. Don. o.c.[12], 137: en Meischke e.a.. o.c.[2], 132; geven 1758 als jaar op. Niels
hierover bij J.P.B. Zuurdeeg, De Stad-, Recht- en Raadhuizen op Tholen. Tholen 1979. 8-17.
88