later niet ook nog de vier nieuwe stadspoorten te ontwerpen kreeg, was dan bij drie van de vier misschien enkel een gevolg van hel feit, dat hij in 1791 de Zeeuwse landsdienst weer - volgens eigen opgave met bestemming Overijssel - verlaten had. Tenslotte mag ook de bijdrage van de bouwmeesters in dienst van de Generali teit niet vergeten worden. Zij ligt, uit de aard der zaak, geheel (of nagenoeg ge heel) op het gebied van de defensie. De aanleg van Fort Bath in 17B6 was het werk van Johan Jacob de Freytag, lange jaren als luitenant-ingenieur gehuisvest in Vlissingen dan wel Staats-Vlaanderen, die ook al even eerder de Hoofdplaat polder had bedijkt"". Voor de arsenalen van Sluis en Hulst tekende in 1752 re spectievelijk 1756 Coenraad de Haan. Ofschoon de meeste bewaarde tekeningen voor dergelijke gebouwen niet gesigneerd zijn en van de bewaarde gebouwen in deze sector meestal eveneens de naam van de ontwerper niet is overleverd, mo gen we ervan uitgaan, dal deze telkens in de hoek van de militaire ingenieurs ge zocht zal moeten worden. De bouwstijl Resteert thans nog een korte blik op de stilistische ontwikkelingen in Zeeland in de tweede helft van de achttiende eeuw. Net als elders in de Republiek kunnen we ook voor dit gewest in deze periode een geleidelijke overgang van de gebo gen vormen van de decoratieve rococo naar de rechte lijnen van het meer tectoni- sche neoclassicisme waarnemen, van de zogeheten Lodewijk XV-stijl naar de Lodewijk XVI-stijl1". De Nieuwe Zwier van het wulpse Franse hof week voor de Edele Ëenvoud van de ingetogen Bilditngsbiirg&r Winckelmann"2, in onze con treien in de vorm van een soort Hollandse Herleving die de ingetogenheid van de bouwkunst van de energieke Gouden Eeuw tegenover de decadentie van de daar opvolgende gezapige renteniersperiode stelde. Deze metamorfose gaat gepaard met de terugkeer van een zuiverder klassieke bouwtrant, wat vooral tot uitdruk king komt in het hernieuwde gebruik van elementen van het klassieke ordenap- paraat als pilasters en pedimenlen voor de facade van een gebouw en uiteindelijk soms ook heuse vrijstaande zuilen, welke laatste ook in Zeeland voor de eeuw wisseling al eenmaal in deze context zouden voorkomen - bij het reeds meerma len genoemde rechthuis van Westkapelle in 1783. Uiteraard moet een relatief prozaïsch bouwwerk als de Korenbeurs in Middel burg (1767), waarvan het dak door veertien zuilen gedragen wordt, daarbij buiten beschouwing blijven. Het valt als overdekte open zuilenhal, van een functioneel 110. Vgl. Vogel-Wessels Boer, o.c.i I7|. 13. Over de inpoldering uitvoerig Willemsen, o.c.[171, 20- 30. Voor enige biografische gegevens over De Freytag: Mijnhardt, o.c.[41], 129 noot 13. 111. Vgl. voor een nationaal overzicht bijv. het recente handboek van R.K.M. Blijdenstijn en R. Stenverl, Bouwstijlen in Nederland 1040-1940, Utrecht 1994, 46-53. Voor Zeeland summier Jilleba. o.c.|64|, 41-53. 112. Over de invloed van Winckelmann in Nederland o.m. R Knolle. 'Edele eenvoudigheid. De waardering voor klassieke kunst bij Nederlandse kunsttheoretici 1750-1800', in: F. Grijzenhoul en C. van Tuyll van Serooskerken (red.). Edele eenvoud. Neo-classicisme in Nederland 1765-1S00. tent. cat. Haarlem. Zwolle 1989, 36-38. 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1998 | | pagina 128